Een energiek akkoord - en anders niets
• 02-07-2013
• leestijd 4 minuten
We hebben in dit land zo lang gewacht dat we nu alleen nog maar met veel pijn door de bocht kunnen.
Al maanden zijn enige tientallen Nederlandse smaakmakers op het gebied van energiebeleid met elkaar in conclaaf over een energieakkoord. Op initiatief van de Sociaal Economische Raad, de SER, proberen zij een routekaart uit te stippelen die ons landje de snelweg naar een duurzamer toekomst op leidt. Een robuust akkoord dat niet zo maar door een verandering in politieke kleur van een regering weer omver kan worden geblazen.
Alle deelbelangen zitten aan tafel. De SER houdt moedig vol dat er een modus is te vinden die alle belangen verenigt. De milieubeweging, het midden- en kleinbedrijf, de energieslurpende industrie, de vakbonden, werkgevers en de overheid. De intenties zijn goed, de gedrevenheid groot. Grote, ogenschijnlijk tegengestelde, belangen moeten bediend worden; de industrie moet niet door te hoge energieprijzen wegrennen naar India of Amerika (schaliegas!), de overheid wil zeker weten dat burgers niet veel meer gaan betalen, dat ze zelf niet minder belasting ophaalt of de sociale partners de gordijnen injaagt. De milieubeweging probeert de stem te zijn van datgene dat zelf geen stem heeft; onze leefomgeving, die voor nu en honderden generaties na ons beschermd moet worden. Snel de bocht inzetten In theorie is het niet onmogelijk. Als je het maar alleen hebt over vergezichten en toekomstbeelden vind je elkaar wel; volledig duurzame energie in 2050, de prijzen weerspiegelen de werkelijke kosten, alle manieren om energie op te wekken krijgen gelijke kansen. Maar dan moet je gaan terugrekenen. Immers, we willen dat er vanaf morgen iets gaat gebeuren. In de komende jaren moet er al sprake zijn van een omslag. Wie alleen al de huidige doelstellingen (16 % van de in ons land gebruikte energie moet in 2020 schoon zijn) serieus neemt weet dat er harde klappen gaan vallen. Deels is dat een rekensom. Niet makkelijk, wel te doen. Uitkomst? Er mogen geen nieuwe kolen- en kerncentrales gebouwd worden, wind, zowel op zee als op land, moet écht ruim baan krijgen en burgers moeten voor zichzelf, met zon en wind, maximaal gefaciliteerd worden om zelf energie op te wekken. Als de industrie dezelfde spullen wil blijven maken als nu kan dat alleen als ze dat met elk jaar minder energie doet. In het begin kost het veel geld want we hebben in dit land zo lang gewacht dat we nu alleen nog maar met veel pijn door de bocht kunnen. Maar economen en milieudeskundigen zijn het eens; als we niet snel die omwenteling in gang zetten zijn we te laat. Realiteit versus begeestering Terug naar de huidige realiteit. Onlangs kreeg ik bezoek van twee min of meer hoge omes van energiebedrijf Essent. Mijn organisatie had kort geleden fel naar ze uitgehaald; Essent is absoluut niet bezig echte stappen om de bocht door te gaan, zie ook de site
Groenestroomjagraag. Ze kwamen uitleggen dat ze te maken hebben met de wereldmarkt, concurrentie, de politiek die onbetrouwbaar is, burgers die geen molens willen, kleine marges op de energieprijs en alles wat er verder maar toe leidt dat je als bedrijf ‘realistische keuzes’ moet maken. De twee meest gehoorde zinnen waren: “zelfs als we 16% schone stroom halen hebben we nog 84% fossiel nodig”, en, “als energiebedrijf hebben we ook de verantwoordelijkheid om onze klanten te kunnen blijven bedienen”.
In het klein was het een SER-tafel, het gesprek ging uiteindelijk om die ene vraag: ben je er echt ten volle van overtuigd dat het anders moet, of kunnen we het ons permitteren nog te blijven neuzelen en treuzelen? Een deel van de belangen die bij de SER aan tafel zitten zullen een echte omwenteling niet overleven. In veel gevallen zal er geen sprake zijn van een win-win situatie. En dat doet pijn in de Nederlandse polder. Er zullen kolencentrales dicht moeten, er gaan misschien zelfs wel fabrieken dicht en de overheid zal zich moeten herdefiniëren; vertrouwen geven aan de burgers dat die de juiste keuzes zullen maken en accepteren dat het op korte termijn misschien ten koste gaat van de belastingopbrengsten. Wat we ervoor terug zullen krijgen is soms ver weg en in vrijwel alle gevallen minder grijpbaar; schone lucht, een kans voor het milieu, zelfstandiger burgers die met elkaar op lokaal niveau de klus klaren. Cijfers of beweging Het gevecht wordt keihard gevoerd, van de belangen die aan tafel zitten bij de SER heeft de milieubeweging de minste macht en invloed. Zij zal de grootste concessies moet doen en dat is gek, want het begon er allemaal mee dat er echt harde afspraken gemaakt moesten worden om de energievoorziening blijvend en onomkeerbaar te vergroenen. Het VNO begrijpt de machtspolitieke spelletjes veel beter en heeft al gedreigd het overleg op te blazen. Zij kunnen dat doen, zij hebben daadwerkelijk macht. Er zijn gelukkig wel mogelijkheden om als milieubeweging met opgeheven hoofd deze arena te verlaten; als er afdwingbare afspraken worden gemaakt om een beweging in gang te zetten die vanzelf en onvermijdelijk leiden tot meer efficiënte benutting (besparing) en meer productie van schone energie. Dan zijn de precieze cijfers minder interessant, wie weet halen we dan wel meer dan 16% schone energie in 2020. Als het niet lukt om een waardevol compromis te sluiten dat weliswaar minder cijfers bevat, maar veel meer ruimte bied aan de energieke samenleving, burgers en organisaties die wel vooruit willen, moet de milieubeweging zich gaan toeleggen op het (weer) verwerven van een machtspositie. Want dan wordt het buiten de polder uitgevochten.