Het zorgt er ook voor dat jongeren deze dingen niet durven te zeggen tegen bijvoorbeeld hulpverlening of politie
De laatste tijd stonden mijn socials vol met berichten over het onderzoek van NFI over de gevaren van social media. Daarvoor waarschuw ik al jaren. Die signalen lijken niet tijdig te worden opgepakt. Dan voel ik me als ervaringsdeskundige in de wereld van seksueel misbruik/uitbuiting een roepende in de woestijn…
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) presenteerde op 21 januari een onderzoek waarin zij een ruime verdubbeling ziet ten opzichte van 2018 van het eerste contact via social media bij (acute) misbruikgevallen. NFI concludeert dat na bestudering van 86 zedenzaken in 2020. Het contact leggen zou inmiddels voor tweederde via Snapchat gaan en in 2019 via Instagram.
Vooropgesteld, ik juich goed onderzoek toe om seksueel misbruik/uitbuiting tegen te gaan. Het lastige is alleen dat instanties bij publicatie over socials gelijk alweer achter de feiten aanlopen. Hoe eerder er gesignaleerd wordt en hoe eerder de signalen worden opgepakt, des te beter. Als naar de jongeren zelf wordt geluisterd, zou bekend moeten zijn dat ‘Snap’ alweer verleden tijd is. Dat is ook erg logisch, want het platform waarop jongeren zich bevinden, verandert snel. Ze hebben namelijk geen zin in de controlerende ogen van hun ouders. Dat is niets nieuws onder de zon, denk maar aan Hyves en Facebook wat ontdekt en gebruikt werd door ouders, zelfs door opa en oma. Op zo’n platform willen jongeren niet (meer) zitten. Ze zoeken dus steeds – en snel – iets nieuws waar ze kunnen experimenteren.
Noodklok luiden Wat mij verbaast zijn de reacties op de onderzoeken: ‘Men is geschokt door de cijfers’. Maar dat had ‘men’ echt kunnen zien aankomen. Ik spreek dagelijks jongeren die in de problemen zijn gekomen door social media. Zij vertellen mij ook over hun gebruik van socials. Ik breng die signalen bewust naar buiten in mijn netwerk. Ook via media.
Toen RTL-nieuws mij in 2017 benaderde vanwege hun onderzoek naar de gevaren van sexting onder jongeren, heb ik uitgelegd dat ze beter aandacht kunnen geven aan de gevaren van het platform Omegle. Dat deed RTL en ze vonden een slachtoffer bereid haar verhaal te delen op een school die ik jaarlijks bezoek.
Ook de Nationale Zorggids plaatste dat jaar een artikel waarin ik vertel over de gevaren van het zogenaamde ‘pedo’s jagen onder jongeren’. In april 2018 luidde ik (nogmaals) de noodklok in een Telegraaf-artikel over de gevaren van Omegle. Jongeren vertellen tijdens mijn voorlichtingen op scholen hoe leuk Omegle is om met vrienden te bezoeken. ‘Pedo’s uitdagen’ noemen ze het. Ze sluiten zelfs weddenschappen af met elkaar wie de meeste pedo’s zich zien aftrekken binnen het lesuur op school.
Verbazing Genoeg vroegtijdige aandacht vanuit de media, lijkt me, om de nieuwste trends onder de aandacht te brengen en preventief op in te zetten door alle instanties. Helaas gebeurde dat niet. Het afgelopen jaar zei minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid verbaasd te zijn over het pedojagen onder de jongeren en – als het een paar keer uit de hand is gelopen – roept hij de jongeren op niet het recht in eigen hand te nemen.
Mijn verbazing gaat over de verbazing van de minister die na duidelijke berichtgeving nu pas verbaasd lijkt te zijn. Heeft dat te maken dat er eerst slachtoffers moeten vallen? Ik weet het niet, maar de vlieger ‘ik wist het niet eerder’ gaat hier wat mij betreft echt niet op.
Niet Snap, niet Insta, maar Telegram Ik wil jullie graag meenemen naar een al langer bestaand online platform dat op dit moment een enorme activiteit kent onder jongeren. Daarbij gaat het veel verder dan ‘alleen maar contact leggen’. Het is een platform om nu (preventief) aandacht aan te besteden en waarvoor ik – na het verschijnen van de Slachtoffermonitor Mensenhandel in oktober vorig jaar – de Nationaal Rapporteur had uitgenodigd om over rond de tafel te gaan. Die uitnodiging herhaal ik bij deze graag nog eens.
Al drie jaren begeleid ik – vaak samen met professionals van de politie en/of jeugdzorg – slachtoffers van vaak jonge daders. Dat kan zijn in hun weg naar een aangifte/verklaring afleggen, maar ook hulp bij eigen regie pakken vanuit een afhankelijkheidsrelatie. Driekwart van deze meisjes vertelt mij over Telegram. ‘Een platform dat nu enorm veel wordt gebruikt door jongens’, zegt een van hen. ‘Die jongens hebben een doel: macht over de meisjes’, legt ze uit.
Ze fotoshoppen jouw hoofd op een naaktfoto en delen deze in open groepen met je naam, adres en telefoonnummer. Gevolg is dat je dit niet weet, maar wel wordt gebeld door vreemden tot zelfs opwachting in auto’s voor je huis. Als je dan uiteindelijk weet dat jouw gegevens op Telegram staan, word je bedreigd. Ze weten immers waar je woont. Als bewijs krijg ik screenshots te zien waar het vooral om complete megaboxen gaat met onder andere hoofddoekjes (foto’s van meisjes met een hoofddoek en bloot lijf) waar op geboden wordt. Ik krijg uitleg hoe ik in de groepen kan komen. Ze zijn gewoon open. Je moet het zien als een soort dark web.
Een ander slachtoffer vertelt hoe een filmpje van haar rond gaat waarop zij onder dwang seksuele handelingen moest verrichten. ‘ Exposes ’, zegt ze. ‘Gewoon om je bang te maken’. Op het moment dat een ander slachtoffer mij vertelt dat in gesloten groepen meisjes worden aangeboden aan betalende klanten door hun zogenaamde pooiers (zoals zij de daders noemt), leg ik contact met een van de teams Mensenhandel bij de politie. Zij willen deze online misdrijven aanpakken en de (jonge) daders oppakken. Er zijn echter meer digitale rechercheurs nodig voor opsporing. De eerdere toezegging van de minister Grapperhaus medio 2018 om te investeren in 250 extra rechercheurs naar aanleiding van Kamervragen is naar mijn weten nog steeds niet ingevuld.
Ervaringdeskundigen weten het eerder en sneller Uit de afgelopen drie jaren dat ik met meisjes mag werken, komt belangrijke informatie naar boven over hoe (jonge) daders handelen. Die informatie deel ik met instanties. Mondeling, schriftelijk. Via mijn site. Via de media.
Het gevaar dat jongeren via socials, en nu dus veel op Telegram, worden misbruikt en uitgebuit, gaat veel verder dan het ontwrichten van gezinnen. Het zorgt er ook voor dat jongeren deze dingen niet durven te zeggen tegen bijvoorbeeld hulpverlening of politie. Vanuit mijn eigen ervaring weet ik dat een ervaringsdeskundige hier wel toe is staat is. Door de vertrouwensband die een ervaringsdeskundige meestal snel opbouwt, kunnen snel signalen van slachtoffers worden opgepikt, ook op het gebied van socials.
Ik citeer hierover graag Bart Hendriks, psychotherapeut bij onder meer de MerelvanGroningen Foundation: “Je kan over het algemeen stellen; de duur van het trauma is navenant evenredig aan de impact op het leven van het slachtoffer en de gezinnen waarvan zij deel uitmaken. Hoe langer de periode duurt, hoe meer impact het heeft op zowel fysiek als mentaal welzijn van het slachtoffer. Langdurig trauma kan een zodanig effect hebben dat het slachtoffer (ondanks de juiste behandeling) levenslang klachten ervaart. Kortom, hoe eerder we kunnen ingrijpen, hoe beter. Aandacht voor preventie en vroege signalering zijn belangrijk elementen om zwaar trauma en dus dure intensieve behandeling te voorkomen. En nog belangrijker, geen levenslange lijdensdruk voor slachtoffers meer. Daarom is het belangrijk mensen bij ‘de voordeur’ te hebben die weten hoe het werkt en waar op te letten. Die mensen zijn er: goed opgeleide ervaringsdeskundigen”.
Een ervaringsdeskundige is een bron van informatie van wat er op dit moment speelt, omdat deze persoon direct naast het slachtoffer staat. Zo’n samenwerking op de cruciale vindplekken is naar mijn volle overtuiging noodzakelijk om slachtoffers van nu – samen met professionals – tijdig te kunnen signaleren en direct te kunnen helpen. Overheid, instanties, maak gebruik van die noodzakelijke ervaringsdeskundigheid. Ook bij onderzoek.