Op een droge, zeer zachte oktober-vrijdagmiddag slenter ik, dromerig zwaaiend met de nagenoeg lege boodschappentas in mijn hand, naar het dichtstbijzijnde winkelcentrum om inkopen te doen. De lichtheid van de tas correspondeert met het opgeruimde gevoel in mijn hoofd, het is een van die zeldzame momenten dat ik volledig tevreden ben over mijn bestaan tot dusver, en dat ik van mezelf niets, maar dan ook werkelijk niets hoef te doen behalve levensmiddelen voor vanavond halen.
Als ik het winkelcentrum nader, neemt een mij tegemoet lopende man mij met een bozige blik in zich op. Ik heb geen idee waarom, de stoep is breed genoeg voor ons allebei, we kennen elkaar voor zover ik weet niet. ‘Met zijn trainingsjack en zijn gemillimeterde haar leek die kerel het tegenovergestelde van wat ik uitstraal’, peins ik even later in de supermarkt, ‘misschien vermoedde hij op basis van mijn lange donkerblonde krullen en mijn bebaarde gezicht dat ik op een linksige partij stem.’
Onterecht, want bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 ging ik voor de conservatieve voormalige CDA’er Pieter Omtzigt. Overigens zou ik graag op een ouderwetse, economisch linkse partij stemmen, helaas krijg je bij zulke clubs de groene gender-gekte er tegenwoordig gratis bij. Ons politieke landschap kent slechts nog progressieve partijen, in dit kader citeer ik de schrijver Gerard Reve, die zei: ‘Ik ben niet progressief, want zoals het is, is het al erg genoeg’, zo voel ik het precies.
Denkend aan Pieter Omtzigt, in de supermarkt terwijl ik bananen weeg, besluit ik dat ik uitzonderlijk tevreden ben over zijn functioneren gedurende het afgelopen jaar. Door te huilen tijdens nachtelijke vergaderingen en vervolgens overspannen thuis te belanden, bracht Pieter de menselijke kwetsbaarheid terug in het landsbestuur, een verademing na de kille, liberale koppen van Rutte, Kaag en Jetten. Dankzij Pieter bekijken onbekenden elkaar binnenkort misschien weer zachter in het voorbijgaan.