Dromen kunnen je op sleeptouw nemen om nieuwe inzichten te krijgen of juist aanzetten tot actie.
Arnon Grunberg heeft onlangs de P.C. Hooftprijs 2022 toegekend gekregen voor zijn gehele oeuvre tot nu toe. Volgens De Volkskrant werd dat ook wel eens tijd. Zij beschrijven hem prijzend als een ‘virtuoos ontsnappingskunstenaar’. In 1993 schreef een jonge Grunberg, nog voordat hij was gedebuteerd, reeds een brief aan zijn mentor, Jan Ritsema, waarin hij op grootse wijze voorspelde dat hij ooit met deze prestigieuze prijs aan de haal zou gaan. Deze brief is later opgenomen in de bundel Aan nederlagen geen gebrek uit 2016, waarin brieven en documenten staan die Grunbergs tumultueuze, jonge jaren beschrijven, nog voordat hij uiteindelijk doorbrak met zijn debuutroman Blauwe maandagen.
Je zou kunnen zeggen dat aan de, al dan niet geveinsde, grootmoedigheid die Arnon Grunberg destijds beschreef, jeugdige naïviteit, bravoure en borstklopperij ten grondslag ligt. Zeker wanneer je zinnen leest als: ‘Ik denk dat je door te schrijven iemand helemaal gek op je kunt laten worden, sterker nog, totaal in je ban kunt laten geraken. En dat denk ik niet alleen, ik wil het ook bewijzen. Het is me nog niet gelukt, dat geef ik toe, maar het zal me lukken…’ Echter, je zou het ook kunnen omdraaien en zeggen dat hij zijn dromen probeerde te verwezenlijken, doorzettingsvermogen had en karakter toonde. Hij was al eerder, zonder diploma, van het Amsterdamse Vossius Gymnasium afgetrapt, slaagde er niet in om een gewenste acteercarrière op te bouwen en hij had torenhoge schulden vanwege het floppen van zijn eigen opgezette uitgeverij. Grunberg droomde ervan een groots en gevierd schrijver te worden en deed er vervolgens alles aan om dat doel te bereiken.
Het mooie van het willen nastreven van je eigen dromen, is dat in de beginfase alles mogelijk is: dromen mogen namelijk groots zijn, overweldigend, of juist heel klein en concreet. Ze kunnen je op sleeptouw nemen om nieuwe inzichten te krijgen of juist aanzetten tot actie. Een mooi voorbeeld hiervan was de rubriek Dit ben ik in De Volkskrant , waarin wekelijks willekeurige kinderen werden geportretteerd. Als er voorbeelden te benoemen zijn van mensen die groots en meeslepend durven te dromen over de toekomst, dan zijn het wel kinderen. Hun grenzeloosheid en blanco besef met betrekking tot het nastreven en uitvoeren van dromen is zowel fascinerend als ontnuchterend. Dromen is bij deze kinderen niet denken in problemen, maar juist opgaan in kansen.
Wanneer ik in de digitale archieven van deze rubriek zoek, kom ik de meest prachtige dromen en levensdoelen tegen, zoals: ‘over tien jaar woon ik in de jungle’, ‘ik wil een middeleeuws boerderijtje bouwen, zonder elektriciteit’, ‘later wil ik graag een zeemeermin zijn’ en ‘ik wil planeten ontdekken en zweven op de maan’. Het is natuurlijk de vraag hoeveel van deze wensen uitvoerbaar zijn of over een jaar of twintig daadwerkelijk zijn uitgekomen. Maar dat maakt niet uit. In de droomfase mogen eventuele beperkingen geen belemmering vormen voor je doelen. Het uiten van een zogenaamde ja, maar…-houding is hierbij ook uit den boze. Wat tevens opvalt aan de uitspraken van de enthousiaste deelnemers aan deze rubriek, is dat er nergens het woordje ‘moeten’ te bespeuren valt. Een kenmerk dat, wellicht onbewust, mogelijke remmingen wegneemt en alle opties open kan houden. Kortom, een voorbeeld voor de vele grote mensen van deze wereld, die zichzelf dagelijks (te) veel verplichtingen opleggen en denken dat ze alles móeten in plaats van meer te mógen.
Juist in deze verwarrende en onstabiele tijden is het uiterst lastig om in de (nabije) toekomst te blijven kijken. Het hebben van dromen en doelen is juist nu van grote waarde. Hierbij maakt het uiteindelijk niet uit of deze dromen daadwerkelijk allemaal reëel zijn of verwezenlijkt zullen gaan worden. Het is juist de verbeelding van een uitzicht in ontwikkeling dat van iedereen een virtuoze ontsnappingskunstenaar kan maken.