Oliereuzen Shell en BP, samen goed voor jaarlijks meer dan 1,7 miljard ton aan CO2-uitstoot, hebben de afgelopen drie jaar geen cent aan vennootschapsbelasting afgedragen in Groot-Brittannië over hun olie- en gaswinning uit de Noordzee. Dat blijkt uit bedrijfsdossiers in handen van the Guardian. Zowel Shell als BP maken ondertussen gretig gebruik van een keur aan belastingvoordelen aan beide zijden van het Kanaal.
Uit de dossiers blijkt dat tussen 2018 en 2020 de beide bedrijven – met een ecologische voetafdruk vijf keer groter dan heel Groot-Brittannië – voor bijna 400 miljoen pond (475 miljoen euro) aan belastingverlaging afdwong, terwijl het in diezelfde periode ruim 44 miljard pond (52 miljard euro) aan dividend uitkeerde aan aandeelhouders.
In 2016 wist de conservatieve Britse minister van Economische Zaken een inkomstenbelastingstarief voor olie van 35 procent van tafel te krijgen. Tegelijkertijd maakte hij het mogelijk voor oliebedrijven om met miljarden aan overheidssteun boorplatforms te ontmantelen.
Klimaatactivisten hebben nu een rechtszaak aangespannen tegen de Britse overheid vanwege het bijzonder lucratieve belastingstelsel voor oliegiganten. Zij willen dat de rechter niet alleen de geldkraan naar de oliebedrijven dichtdraait, maar ook een verbod instelt op nieuwe olie- en gaswinningsprojecten in de Noordzee om de CO2-uitstoot te verlagen.
Greenpeace noemt het ‘absurd’ dat het Verenigd Koninkrijk momenteel gastland is van klimaattop COP26, ‘terwijl we een van de laagste belastingtarieven hebben voor oliewinning. We geven miljarden aan belastingsteun aan bedrijven die al decennia de klimaatcrisis veroorzaken’.