Donderwolken luiden nieuwe storm Eurozone in
• 10-06-2013
• leestijd 4 minuten
'Het is bijna zoals vroeger; Duitsland wordt te groot voor het continent'
Europa zit nog altijd in de lappenmand. De werkeloosheid staat op een recordniveau, de muntunie zit weer in een recessie – de langste sinds de Tweede Wereldoorlog – en initiatieven om de economische cohesie te versterken lopen grote averij op. De eurocrisis laait nog dit jaar weer op. Door de politieke en economische crisis zijn Europese tegenstellingen sterk toegenomen en tegelijkertijd is sprake van een convergerende trend. Deze laatste is niet positief: ook de noordelijke landen blijven niet langer gespaard voor de crisis. Zelfs Duitsland voelt nu de pijn.
Het is noodzakelijk om de EU te versterken en een bancaire, fiscale, economische en politieke unie concreet dichterbij te brengen, maar veelal is juist een beweging in tegenovergestelde richting gaande: veel staten willen bevoegdheden van Brussel inperken en hun eigen posities versterken. Dat was de afgelopen jaren bijvoorbeeld zichtbaar, doordat de besluitvorming over de crisisbestrijding verschoof van de Europese Commissie – het supranationale bestuur van de EU – naar de Europese Raad – het intergouvernementele besluitorgaan waarin de nationale regeringsleiders zitting hebben.
Een ander spanningsveld is zichtbaar tussen aan de ene kant de noodzaak van snelle actie – vanwege constante dreiging van het weer oplaaien van de crisis – en aan de andere kant de vele regels, wetten en procedures die een rem zetten op doorpakken. Denk aan de rechtszaken die liepen en lopen bij het Duitse Constitutionele Hof.
Een derde spanningsveld is dat tussen het mondiale kapitalisme oftewel de wereldwijde financiële markten en de nationale politiek. De markten vragen tijdens een crisis om andere acties dan het electoraat en nationale (oppositie)partijen. Het is voortdurend schipperen voor politici om een weg te bewandelen die voor zowel de markten als voor het electoraat acceptabel is. Vooralsnog hebben ze een weg gekozen die bij kiezers tot steeds meer onvrede leidt, terwijl de beurzen vooral worden gedreven door ruim monetair beleid wereldwijd en niet zozeer door enthousiasme over Europa’s politiek-economische koers. Door alle spanningen ontstaan Europese schisma’s:
1) Tussen EMU-landen en EU-landen: niet-euro EU-landen hebben de afgelopen jaren aangegeven niet gediend te zijn van de eurogroepjes die besluiten nemen die ook van belang kunnen zijn voor landen die de gemeenschappelijk munt niet voeren. Bovendien vrezen zij een kliekje dat alvast besluiten op andere terreinen voorkookt. 2) Tussen debiteuren- en crediteurenlanden: de scheidslijn hiervan loopt grotendeels volgens geografische noord-zuid verdeling. 3) Tussen landen die graag het voortouw nemen in een ‘Europa van twee snelheden’ en landen die doodsbang zijn achter te blijven en gemarginaliseerd te worden. 4) Tussen Duitsland en de rest. De Duitsers komen nu langzaamaan alleen te staan in Europa.
Uit enquêtes blijkt dat Duitsers veelal worden gezien als het meest arrogant en met de minste compassie (ze worden wel als meest betrouwbaar betiteld). Duitsland is nu duidelijk – deels ongewild – de ontegenzeggelijke Europese leider. Met name Frankrijk wordt zenuwachtig van de groeiende machtskloof tussen Duitsland en de rest, en Hollande wil Duitsland dan ook weer ouderwets inkapselen; nu via het doorzetten van een politieke unie.
De eurozone mag de afgelopen tijd in rustiger vaarwater terecht zijn gekomen, de kans is groot dat deze rust voor het einde van het jaar doorbroken wordt. Door het wegvallende vertrouwen in de EU wordt het steeds moeilijker een machtsoverdracht aan Brussel te rechtvaardigen. Dat terwijl Brussel alleen vertrouwen kan terugwinnen via verdere integratie.
Verder wordt de crisisaanpak gefrustreerd door kelderend vertrouwen in de politiek en democratie op nationaal niveau, dat Europa van binnenuit uitholt. Denk bijvoorbeeld aan de politieke instabiliteit in Italië en het al zeer lage vertrouwen in de regering-Letta – nog voordat zij goed en wel van start is gegaan – en de corruptie- en machtsmisbruikschandalen, anti-democratische tendensen en regeringscrises in Roemenië, Hongarije, Bulgarije en Slovenië.
Een derde ontwikkeling die Europa uit elkaar trekt, is de anti-Europese koers van het Verenigd Koninkrijk. De Britten waren al geen EU-fans, maar de antipathie is naar nieuwe hoogtepunten gestegen. Bovendien is premier Cameron verzwakt door een verkeerde strategie in het EU-debat. Als hij niet oppast, gaat hij zijn voorgangers Thatcher en Major achterna, die ook vielen over ruzies over Europa binnen hun partij. Europa heeft niets aan een politiek stuurloos VK.
Tot slot staat Duitsland steeds geïsoleerder. De kloof tussen Parijs en Berlijn wordt onoverbrugbaar groot. Terwijl vroeger maar weinig voor elkaar gebokst kon worden zonder dat de as Parijs-Berlijn de steun en middelen achter het doel had geschaard. Frankrijk probeert Duitsland dieper te verankeren in een ‘volledige unie’, maar Duitsland is daarvoor huiverig. Europa blijft worstelen met de omgang van Duitsland. Het is bijna zoals vroeger; Duitsland wordt te groot voor het continent.
Een continent dat nog geruime tijd gebukt gaat onder een politieke, sociale en economische crisis als leiders niet laten zien dat ze in staat zijn tot – om met de woorden van Ulrich Beck te spreken – ‘Great Politics’ die kloven overbruggen, vertrouwen herstellen en een gezonde basis voor economische groei leggen.