In het licht van het huidige politieke tijdperk van de dominantie van rechtspopulisme ben ik er allesbehalve gerust op.
Met de inauguratie van president Trump begint een nieuwe en naar ik vrees hevigere ronde van maatschappelijke polarisatie in Amerika. Een belangrijk thema van het gevecht in de sociaal-politieke arena daar zou diversiteitbeleid zijn zoals ook Bas Heijne in zijn duidende essay over de aard en aantrekkingskracht van de Trumps en Wildersen van deze wereld opmerkt.
“Wat in Amerika gebeurt, gebeurt vijf jaar later in Nederland.” Deze uitspraak wordt toegeschreven aan de voormalige leider van de VVD, Frits Bolkestein. Nu ben ik bepaald geen bewonderaar van Bolkestein. Het was Bolkestein - met zijn goede neus voor opportunisme - die in de jaren negentig inzag dat Nederland de facto een immigratieland in wording was maar grote moeite had met zijn nieuwe multiculturele gedaante. Er was electorale winst op die thema's te behalen, zag hij. Als eerste maakte hij xenofobische retoriek salonfähig in het politieke midden. Wat dat betref zijn de ex-VVD’er Wilders en de huidige leider van de partij Yeşilgöz, de ware erfgenamen van Bolkestein.
Maar eerlijk is eerlijk, na zesendertig jaar leven in Nederland en regelmatig de oversteek te hebben gemaakt naar de andere kant van de Atlantische Oceaan, moet ik in dezen de oude vos gelijk geven. Nederland is in vele opzichten een trendvolger van wat zich in Amerika afspeelt. Alleen, in onze razendsnelle tijden van globalisering, gaat het niet meer om een overbruggingstijd van vijf jaar. De trends van de andere kant van de Atlantische oceaan bereiken ons razendsnel.
In dit licht is het voor ieder die diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid in onze samenleving een warm hart toe draagt alarmerend om te zien dat in Amerika een trend aan het ontstaan is van het ontmantelen van diversiteitsbeleid. Of het nu om de universiteiten gaat, auto-industrie, fastfood of kledingketens, of de tech-industrie, er is een trend om te stoppen met of afbouwen van diversiteitsbeleid. Soms is het afgedwongen door de rechterlijke macht (Hooggerechtshof verbood in 2023 positieve discriminatie bij toelating studenten) of onder druk van anti-woke activisten en/of eigen aandeelhouders (Walmart, Ford, McDonald’s) of een strategische move voor betere samenwerking met de nieuwe president (Zuckerberg en zijn Meta). Maar de richting van de verandering is vergelijkbaar, diversiteitsbeleid verliest terrein.
Afgelopen vrijdag stond in NRC een vrij geruststellend stuk over de weerslag hiervan in Nederland. Het is samengesteld op basis van een rondje bellen met een aantal zelfstandige diversiteitsconsulenten, woordvoerders van werkgeversorganisaties en aantal academische experts. Zo'n vaart zou het in Nederland niet lopen met het ontmantelen van diversiteitsbeleid in Nederland, zo was de boodschap. Kijkend naar de krapte op de arbeidsmarkt (en het groeiende aantal kandidaten met een etnisch/cultureel of anderszins een minderheidsachtergrond) zouden de werkgevers gek zijn om hun diversiteitsbeleid af te bouwen, was de redenering.
Logisch en redelijk beargumenteerd, maar helaas zijn de politieke en maatschappelijke veranderingen niet te voorspellen op basis van enkel nuchtere logica en een economische kosten/baten-analyse. Anders was het onmogelijk geweest dat de eenmanspartij van de heer Wilders met amper een politiek programma, behalve een anti-asielverklaring en moslimpestpamfletten, de grootste partij in ons parlement zou zijn.
We moeten – naast een nuchtere kijk op de feiten wat betreft arbeidsmarkt en de feitelijke diverse samenstelling van onze bevolking – ook het politieke momentum kunnen vatten voordat we een oordeel vellen hoe het met de voortgang van de diversiteitsagenda in deze dagen staat en wat de toekomst in het verschiet heeft.
In het licht van het huidige politieke tijdperk van de dominantie van rechtspopulisme ben ik allesbehalve gerust op hoe het met het broodnodige diversiteitsbeleid binnen de Nederlandse samenleving, binnen onze overheid en ons bedrijfsleven, verder zal aflopen.
Want het huidige rechtspopulisme stoelt vooral op het opzettelijk polariseren op thema’s waarbij het mobiliseren van een meerderheid tegenover emanciperende minderheden en een verander-agenda mogelijk is en loont.
Diversiteitsbeleid is een belangrijke veranderagenda voor ieder wat mij betreft. Het werken aan een samenleving waar diversiteit van haar burgers werkelijk gerespecteerd en gewaardeerd wordt en inclusiviteit als onze gedeelde grondhouding de kwaliteit van ons samenleven en onze samenleving ten goede komt. Maar we moeten het erkennen: het is niet inherent dat de meerderheid direct brood in diversiteitsbeleid ziet. Dit in tegenstelling tot emanciperende minderheden wier levens direct door diversiteitsbeleid van meer zuurstof worden voorzien omdat de dominante norm kritisch bevraagd en onderzocht mag worden.
Daarmee is diversiteit en inclusie als thema een interessant doelwit geworden voor de populisten die vooral de meerderheid willen mobiliseren.
Dit tijdperk daagt alle bepleiters van diversiteitsbeleid – ondergetekende inbegrepen – uit tot de nodige bezinning, en ook om de moed van strategische heroverweging. Wat moeten we laten of matigen, wat moeten we anders gaan doen? Welke andere paden in deze mistige tijden kunnen ons het beste brengen waar we heen willen?
Terugkijkend naar de afgelopen decennia, sinds diversiteitsbeleid vleugels heeft gekregen, valt mij op dat het aanklagen van ongelijkheid tussen een meerderheid en verscheidene minderheden het meeste prominente geluid is geweest. Naast deze wat mij betreft legitieme en nodige aanklacht, en misschien ter compensatie daarvan tegenover de meerderheid treffen we vooralsnog in visiestukken vooral een neutraliserend cliché ideaalbeeld van ‘ieder mag zichzelf zijn’ boodschap. Een sociologisch naïeve gedachte die de mens de illusie voorhoudt dat sociaal-culturele context van de samenleving of organisatie waarin hij zich beweegt er niet toe doet en dat het niet de opdracht van ieder is om onderling te finetunen.
Zo bezien, zit er een groot gat in ons diversiteitsdiscours. Het gaat vooral over de rechten van afzonderlijke groepen, of over “lekker jezelf zijn”. Het ontbreekt aan een gedegen verbindend verhaal. Of over hoe we de eenheid hervinden in onze verscheidenheid, en hoe onze saamhorigheid nog meer floreert door onze verscheidenheid. Maar ook welke wegen we moeten bewandelen en welke offers daarbij horen om daar te komen. Om van onze superdiverse samenstelling een waardige samenleving te maken.
Net als de andere twee grote uitdagingen van onze tijd en voor onze samenleving, klimaat en asiel en migratie, is diversiteitsbeleid vooralsnog meer een bron van populistisch polariseren, dan een gedeelde passie om de queeste naar een waardiger Morgenland gezamenlijk aan te gaan.
Wachten is op diepere gedachten en vurigere en meer verbindende taal en ook leiders die het met waar gezag kunnen uitdragen. Veel werk aan de winkel dus voor ons allen die de waardigheid van diversiteit thuis willen brengen in ons Nederland.