© cc-foto: Ralf Κλενγελ
God helpt, wie zich zelf helpen. Daarin ligt het grote gelijk besloten van de stakers in het openbaar vervoer. Ze proberen de crisis in hun bestaan te keren door gezamenlijk loonsverhoging te eisen. Ze willen compensatie voor de inflatie die hun koopkracht uitholt en ze wellicht in een schuldenspiraal brengt. Het enige wat dan helpt, is meer geld in het laatje.
Dit is een leerrijke les voor andere maatschappelijke sectoren waar de betaling voor de meesten niet overhoudt, zoals de zorg en bepaalde delen van de ambtenarij. Tegelijk klotst bij een aantal bedrijfstakken het geld tegen de plinten. Van de megawinsten mag ook wel wat meer naar de werknemers. Ze hebben dat net zo hard nodig.
Het risico op een loon-prijs spiraal nemen de stakers voor lief. Ze staan met de rug tegen de muur. Ze hebben geen alternatief. En niemand zal ze helpen. Mark Rutte heeft een beschermplaat van de staatsmachine losgeschroefd zodat hij bij de vertrouwde knoppen kan. De afgelopen dagen zijn besteed aan het disciplineren van de coalitie. Men weet niet beter dan deze ongekende crisis op de bekende wijze aan te pakken: men schuift met lastenverlichting en lastenverzwaring op een zodanige wijze dat niemand zich er een al te grote buil aan valt. Dit gaat met zoveel finetuning gepaard dat tot diep in de nacht werd vergaderd. De Algemene Politieke Beschouwingen na Prinsjesdag mogen geen verrassingen opleveren. Zo wil Rutte het al twaalf jaar. Zo zal het ook nu gaan.
De nieuwe crisis raakt eenzijdig de werkende mensen, de zzp-ers en de kleine ondernemers vooral als ze voor hun bedrijfsprocessen veel energie verbruiken. Ze waren al uitgekleed door de corona-lockdowns, waarvoor reserves en pensioenpot zijn aangesproken. Zij worden opnieuw met kostenexplosies geconfronteerd. In augustus oversteeg de inflatie ruimschoots de dertien procent. Zoveel minder zijn de overgebleven appeltjes voor de dorst van de Nederlanders waard geworden want van rentevergoedingen op bankrekeningen is nog steeds geen sprake.
De staatsmachine draait langzaam. Tot 1 januari 2023 moet iedereen in Nederland het voor zichzelf zien te redden. Dan pas merken zij iets van wat Rutte na de laatste vergadernacht een "mooi pakket" noemde. Of het meer inhoudt dan wat pleisters op niettemin dooretterende wonden, is maar zeer de vraag. Het lijkt allemaal eerder te weinig te zijn, te laat en te los gezongen van de maatschappelijke realiteit. Het klopt ongetwijfeld in de context van de Haagse werkelijkheid maar niet met de toestanden in het land.
In Engeland hebben ze een citaat uit Shakespeare voor wat we tegemoet gaan: the winter of our discontent, de winter van onze onvrede. Dat wordt een beetje uit de context gehaald want volgens de hertog van Gloucester in Richard III, is die voorbij. Hij zegt: "Now is the winter of our discontent made glorious summer by this sun of York; And all the clouds that lour´d upon our house in the deep bossom of the ocean buried".
De winter is door de zon van York in een glorieuze zomer verkeerd. Vervang York door Rutte en je herkent het sprookje waar de coalitie zich voor het blote overleven aan vast zal vastklampen.
Helaas, Rutte´s zonnetje is verbleekt en de wolken gaan ook niet weg. De kans bestaat dat de afgelopen zomer de laatste oprisping was van de consumptiemaatschappij, dat dit geen hobbel is in de opgang van Europa zoals die na de Tweede Wereldoorlog is begonnen, maar het begin van een ijzeren eeuw waarin wij vol nostalgie zullen terugzien op de gouden jaren van weleer. Ze komen nooit meer terug, al doen politieke tinnegieters nog zoveel beloftes.
Dit wordt de winter van onze onvrede. God helpt, wie zichzelf helpen. De stakers in het openbaar vervoer laten zien hoe het moet: ze helpen zichzelf door in hun belangenstrijd elkaar te helpen. Macht ligt in het getal.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke opinie mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.
Beluister Het Geheugenpaleis, de podcast van John Knieriem en Han van der Horst over politiek en geschiedenis.
cc-foto: Ralf Κλενγελ