Hoe duurder iets is, hoe minder het wordt gekocht. Zo ook met parkeren. Als het parkeertarief precies goed is, zorgen we er voor dat er altijd een paar parkeerplaatsen vrij zijn.
Een ‘stortvloed aan kritiek’ kreeg de Haagse wethouder Van Asten over zich heen toen hij een plan presenteerde om iets te doen tegen overlast op Scheveningen. Het plan was een reactie op de zomer van 2020, waarin bewoners hun auto niet konden parkeren en toegangswegen zo vast liepen dat mensen de wijk niet meer in of uit konden rijden. “Funest” en “onherstelbare schade” zeiden sommigen. Waarom liepen de emoties zo hoog op?
Zodra de politiek zich uitspreekt over parkeren, is men al gauw bang om geen plekje voor de auto te hebben. Toch weten we hoe we ervoor kunnen zorgen dat er minder overlast is van verkeer en dat tegelijkertijd iedereen gemakkelijker kan parkeren. We weten hoe we die oplossing kunnen uitvoeren dankzij hoogleraar Donald Shoup, die in 2005 een ware parkeerbijbel schreef: The High Cost of Free Parking.
Hoe meer vrije parkeerplaatsen, hoe gemakkelijker het is om er één te vinden: vraag en aanbod. Aangezien vrijwel niemand ervoor pleit om halve steden plat te gooien en er parkeerterreinen van te maken, moeten we er dus voor zorgen dat minder mensen die parkeerplaats willen gebruiken. Hetzelfde aanbod, minder vraag.
Automobilisten parkeren meestal op de straat of op het terrein van hun bestemming —zoals de oprit bij een huis of parkeerterrein bij een kantoor. In (binnen-)steden wordt er vooral op straat geparkeerd en dat is waar gemeentes zeggenschap hebben. Hoewel we er vaak niet meer parkeerplaatsen op de straat kunnen of willen maken, kunnen we er wel voor zorgen dat er meer beschikbaar zijn.
Hoe duurder iets is, hoe minder het wordt gekocht. Zo ook met parkeren. Als het parkeertarief precies goed is, zorgen we er voor dat er altijd een paar parkeerplaatsen vrij zijn. Mensen laten de auto namelijk eerder staan als ze de fiets of het OV als goedkoper en beter ervaren. Dit is gewoon marktwerking: ervoor zorgen dat de kosten van een parkeerplaats in verhouding staan met wat de meeste mensen bereid zijn ervoor te betalen.
Laten we bijvoorbeeld zeggen dat we parkeertarieven zo afstellen dat ongeveer 85% van de mensen die wil betalen. Dan blijft ongeveer één van de zeven plekken meestal vrij. Het juiste tarief zal verschillen per gebied —dat kan met onderzoek worden bepaald. Tegenwoordig zouden we zelfs met slimme parkeermeters op de vraag kunnen reageren, bijvoorbeeld door te zorgen dat het op rustige momenten goedkoper is.
In de stedenbouwkunde kennen we vaak wel oplossingen, maar zoals hoogleraar Bert van Wee vertelt : het blijkt enorm lastig die te realiseren. Een goed voorbeeld de Singel in Utrecht, die eindelijk weer rond is. In de jaren ’60 werd er een brede autoweg van gemaakt en er waren plannen voor de rest van de Singel. Gelukkig realiseerde men zich al gauw dat dat geen goed idee was. Toch duurde het nog tot eind 2020 om deze fout te herstellen. De pijn zit hem namelijk niet in de oplossing, maar in de verandering.
Hetzelfde geldt voor parkeren. Zodra iemand —zoals een wethouder— suggereert om parkeertarieven te verhogen, komen mensen in opstand. Lokale middenstand is vaak bang om klanten te verliezen, al weten we uit onderzoek dat winkelgebieden zonder autoverkeer meer opbrengen. Mensen die langs winkels lopen of fietsen zijn immers eerder geneigd te stoppen en naar binnen te lopen. Hoewel het verhogen van de tarieven zou leiden tot gemakkelijker parkeren, werkt de verandering vaak weerstand op.
De truc is daarom niet om te pleiten voor een verhoging van parkeertarieven an sich , maar om te zeggen: “We gaan 15% van de parkeerplaatsen op straat vrij maken, zodat u gemakkelijker uw auto kan parkeren.” Ergernis opgelost, om nog maar te zwijgen van het bespaarde aantal autokilometers en de uitstoot van rondrijdende automobilisten op zoek naar een plekje. De bereikbaarheid van het gebied wordt groter. Moeilijk om daar nee tegen te zeggen.
Gezien de hoeveelheid auto’s en overlast, is parkeren nu op veel plekken te goedkoop. Daar zal dit leiden tot een verhoging van de parkeertarieven. Dat lijkt lastig, maar als een gemeente ervoor kiest om het extra geïnde parkeergeld in een wijk in samenspraak met bewoners te investeren in die wijk —bijvoorbeeld voor mooie parkjes of speelvoorzieningen voor kinderen— wie zou er dan nog over klagen?