Deze wereld de onze maken
• 22-10-2011
• leestijd 3 minuten
Verslag vanuit de Beursplein bezetting
Deze week heb ik mij met een groep kunstenaars middels een gemeenschappelijke tent aangesloten bij de bezetting van het Beursplein in Amsterdam. Dat vergde enige overweging, deels omdat wij als ‘hardwerkende Nederlanders’ met substantiële verplichtingen te maken hebben, deels omdat de eerste oppervlakkige lezing van het protest ons in twijfel bracht.
De gewelddadige wijze waarop de ME destijds een vreedzaam kunstenaarsprotest voor het Binnenhof neersloeg is bij ons allen diep doorgedrongen. Zeker toen bekend werd waarom politie het noodzakelijk vond het democratische recht op spontane demonstratie met een bataljon ME van de straten af te slaan: omdat zij een hindernis zou zijn voor het winkelend publiek, waarmee gesuggereerd werd dat indien zij niet in een winkelstraat had plaatsgevonden, zij ook niet was verwijderd. Maar wat te doen in onze steden die vrijwel alleen nog bestaan uit generieke winkelstraten? Waarnaar uit te wijken wanneer consumptierecht als ‘hoger’ democratisch recht geldt dan dat van politieke vereniging? Is het Malieveld – de afwerkplek van de democratie – dan de enige plek die ons rest om het politieke proces toe te eigenen?
Het antwoord is – helaas – ja. Een schurftig veld dat enkel zichtbaarheid verkrijgt wanneer de media besluit hier belang bij te hebben is wat ons aan ‘democratische’ openbare ruimte geboden wordt.
De bezetting van het Beursplein laat zien dat er kritische massa kan bestaan die dit niet accepteert. En omringd door de beurs, een kermis op de Dam, eindeloze winkelcentra en toeristenstraten hebben zij hun kamp opgezet en pogen zij als extreem diverse groep zonder leider of voorbedachte structuur het politieke proces gezamenlijk opnieuw uit te vinden. Met openbare zittingen als meest opvallende vorm: fora waarin elke avond eenieder mag komen spreken over de vorm van protest en het praktische en ideologische functioneren van het tentenkamp. Elk mens mag er spreken en zijn of haar woorden worden door de aanwezigen gezamenlijk herhaald, om eenieder te doordringen van het gehele politieke lichaam dat daar naar een stem zoekt dat recht doet aan de veelheid van mensen die zich in haar verenigd weten.
Op de oppervlakte wordt de manifestatie van deze idealen op het beursplein in diverse media als armoedig beschreven. Doorregende fauteuils, half ingezakte tentjes, dagjesmensen, verkopers van De Socialist, foute slogans, regenboogschilderingen en een opvallend surplus aan matig verzorgde honden vormen voor hen niet de ideale verbeelding van een gemeenschappelijk onderzoek naar nieuwe democratische modellen. Maar deze oppervlakkige verschijningsvormen zijn inherent aan het proces waarin politiek vanuit het niets opnieuw wordt vormgegeven. Waarin naar modellen wordt gestreefd die meer doen dan burgers te vragen hun stem eens in de vier jaar uit te besteden aan een ander, maar hen juist uitdagen deze zelf vorm te geven en die een openbaarheid nastreven waar dit ook mogelijk is. Een niet exclusieve ruimte: want politiek zou niet beperkt mogen zijn tot een parlement, tot het indrukken van een stemknop, meedoen aan opiniepeiling of referendum, niet beperkt tot het lezen van de krant of de ruimte van het parlement. Politiek betekent de verantwoordelijkheid nemen deze wereld als onze wereld te zien, en deze ook als zodanig vorm te geven.
Dat is wat de bezetting nastreeft. De vorm waarin zij zich manifesteert vereist noodzakelijkerwijs kritiek. Maar dat ontslaat ons er niet van om op dit moment de enige juiste keuze te maken: om nu het Beursplein in te nemen, en deze wereld weer de onze te maken.