De subsidiecultuur van de welvaartstaat is niet eigen aan de kunsten en is dan ook niet onaantastbaar
Wij stellen vast dat het debat rond de noodgedwongen herstructurering van de cultuursector sinds haar aankondiging gevoerd wordt in beperkte en negatieve termen. De discussie spitst zich uitsluitend toe op de aangekondigde bezuinigingen en draait zo om… geld. Het financiële plaatje is echter misschien wel het minst belangrijke en meest oppervlakkige van een progressieve liberale visie op kunst en cultuur.
De verenging van het debat over het nieuwe huis voor cultuur is toe te schrijven aan de beide betrokken partijen:
1) De uitvoerder van het huidige kunst- en cultuurbeleid, staatssecretaris Halbe Zijlstra, blijft in gebreke als het erop aan komt een algemene liberale visie op kunst & cultuur uit te dragen. Het gebrek aan een noodzakelijke inhoudelijke omkadering reduceert de aangekondigde bezuinigingen tot een technisch-boekhoudkundig verhaal over het herverdelen van subsidies. Hiermee blijkt het kabinet niet bij machte het progressieve karakter van de liberale visie op cultuur in de verf te zetten. Dit is nochtans hard nodig om de perceptie van de neoliberale inslag van het nieuwe kunst- en cultuurbeleid te ontkrachten en een breed draagvlak te creëren binnen de sector. De cultuursector is van oudsher gesitueerd in de linkse hand van de welvaartstaat en vraagt dan ook extra overtuigkracht omtrent het progressieve karakter van een liberalisering van het kunstbedrijf.
2) De kunstsector blijkt niet in staat om, binnen de huidige ongunstige sociale en economische omstandigheden, haar handel en wandel aan een kritisch onderzoek en realiteitstoets te onderwerpen. Het denkverbod op de noodgedwongen liberalisering van cultuur reduceert het luid geschreeuw en moedig geschuil tot een krampachtige poging om vast te houden aan traditionele ideeën en verworven voorrechten. Bovenop een staatssecretaris die niet in staat is het grote verhaal van de herstructurering uit te dragen, komt een cultuursector beheerst door een halsstarrige vakbondsmentaliteit. De fixatie op de eigen, provinciale belangen maakt elke open discussie over zaken die het eigen voordeel en onmiddellijke voortbestaan overstijgen, onmogelijk. Bovendien voedt het een agressie, intolerantie en intimidatie van collega’s die de herstructurering zien als een kans om na te denken over een ander en beter functioneren van cultuur in de 21ste eeuw.
De leemte in het debat ondermijnt het nieuwe culturele huis waar Nederland nood aan heeft. Het naargeestige gesteggel over geld moet overstegen worden om ruimte te maken voor de meer cruciale en interessante discussie over de fundamenten, contouren en instrumenten van een cultuurbeleid op liberale leest. Het is onze overtuiging dat een liberale visie op kunst en cultuur niet zomaar kan afgewimpeld worden als een neoliberale shockdoctrine aan de hand van de achterhaalde sociaal-democratische reflexen en vooroordelen. De subsidiecultuur van de welvaartstaat is niet eigen aan de kunsten en is dan ook niet onaantastbaar. De uitzonderingstoestand die de kunstenaar hiermee geniet, leidt tot wantoestanden en perversies die het maatschappelijk draagvlak van de cultuursector bedreigen en verhinderen dat kunstenaars de uitdagingen van Nederland in de eenentwintigste eeuw aannemen.
Een liberalisering van de kunst- en cultuurmarkt heeft méér te bieden dan de discussie over bezuinigingen vandaag doet vermoeden. Juist daarom moet de uitdaging van het huidige kabinet om de cultuursector op een radicaal andere liberale leest te schoeien, een eerlijke kans krijgen.
Naar de kunstsector onderstrepen wij dat het nieuwe kunst- en cultuurbeleid een unieke kans is voor een radicale herstart die de traditionele hiërarchieën, stokpaardjes, gevestigde machten binnen de sector voor eens en altijd te doorbreken. Eerder dan het herstructureringsproject op dogmatische wijze af te doen als asociaal of neoliberaal, moeten de kunstenaars de progressieve, radicale, ja zelfs emancipatoire elementen erin identificeren en maximaal uitbuiten. Tegen alle kunstenaars die jarenlang de klaagzang aanvoerden over hun inbedding in onduidelijke politiek-maatschappelijke projecten, hun afhankelijkheid van grote kunstinstellingen en hun precaire arbeidsomstandigheden zeggen wij… dit is jullie moment om het woord te nemen.
Naar de overheid onderstrepen wij dat het liberale cultuurbeleid trouw moet blijven aan haar liberale uitgangspunten en geen compromis mag dulden. De staatsecretaris stelt vandaag voor om alle middelen in te zetten op de basisinfrastructuur van de culturele sector, maar laat grote kunstinstellingen om de één of andere reden buiten schot. Deze aanpak doet te kort aan wat een basisinfrastructuur hoort te zijn: de garantie naar alle betrokkenen dat de kunst- en cultuurmarkt vrij en open opereert. Wij stellen dan ook klaar en duidelijk dat de schokdoctrine niet garandeert dat kunstenaars ook daadwerkelijk ondernemerschap vertonen en de hand reiken naar het publiek. De huidige schok moedigt kunstenaars integendeel aan om vast te houden aan oude gewoonten in de marge van de nu nog machtigere kunstinstellingen. Tegen alle politici en beleidsmakers die al jaren trachten kunstenaars te activeren ten aanzien van maatschappelijke uitdagingen zeggen wij… toon het lef om af te rekenen met de grote instituten en theaterhuizen en bouw op het as van het oude een frisse, progressieve basisinfrastructuur de naam waardig.
Dit artikel is geschreven door Gideon Boie en Matthias Pauwels, samen leiden zij het cultureel onderzoeks- en bemiddelingsbureau BAVO