Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Denkend aan Holland, herinnerde ik me hoe het kapotgemaakt is

  •  
25-01-2022
  •  
leestijd 8 minuten
  •  
237 keer bekeken
  •  
25450026763_967f6765da_k

© cc-foto: Frans de Wit

Een overheid die eigen burgers vooral als geboren opportunisten beschouwt, hen niet als mededragers van het grote geheel ziet, hen niet vertrouwt en als zijnde onbetrouwbaar behandelt, heeft een immens probleem
“Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan…”
Zo’n beetje heel Holland kent deze openingsregels van Hendrik Marsman’s “Herinnering aan Holland”. Het is niet voor niets dat het uitgeroepen is tot het meest meeslepend Nederlandstalig gedicht van de 20e eeuw. Het noodlottig einde van de dichter zelf maakt de laatste regels van het gedicht extra tragisch:
“. . . en in alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord.”
De jonge dichter, nog geen veertig jaar oud, kwam samen met bijna alle andere opvarenden aan boord van een passagiersboot, op de vlucht voor de nazi’s, aan zijn aan zijn bittere einde toen het in diepe wateren ten onderging.
Maar dat wist ik allemaal niet toen ik het gedicht voor het eerst te horen kreeg. Ik was maar net drie jaar in Nederland. Een jonge Iraanse vluchteling. In Nederland ging mijn grootste wens in vervulling: in alle vrijheid sociologie gaan studeren. Ik wilde erachter komen waarom mijn volk – in Godsnaam! – een bejaarde geestelijke als hun leider en een revolutionaire omwenteling als hun historische lot had gekozen in 1979. Ik zag sociologie als de poort naar de kennis over hoe een samenleving zich gedraagt en waarom. Ik zag mezelf leren grootst en meeslepend het heden, verleden en toekomst van Iran optekenen, zittend op de schouders van de grote reuzen uit de intellectuele Europese sociologische traditie van sociologie, die ik toen alleen van naam kende: Durkheim, Marx, Weber.
Maar ik wist niet dat het permanente conflict in de republiek der rivaliteiten die Nederland was en is, het land van theologische disputen en kerkelijke scheidslijnen, zich ook voorzette in de sociale wetenschappen. Dat ook sociologie op zijn Nederlands een verzuild instituut was. Nederlandse academici waren, net als de rest van de samenleving, gewend aan veilige, eensgezinde hokjes.
Ik was op toevallige wijze bij de sociologen in Utrecht terecht gekomen, niet wetende dat zij bij uitstek het minst intellectueel en beschouwend hun vak bedreven. Dat ze vooral statistisch en mathematisch goed onderlegd waren en geboeid door een economisch-utilistisch mensbeeld, gericht op menselijk handelen als een uitkomst van een continu calculerend brein. Ik wist evenmin dat in Utrecht vooral de keiharde, micro-economische opvattingen, overgewaaid uit Amerika, het laatste woord hadden over hoe een samenleving in elkaar zit.
De Koude Oorlog was nog maar net ten einde gekomen, het communisme was verslagen maar het kapitalisme gedroeg zich nog niet als een alleenheerser. “Je zelf goed kunnen verkopen”, was toen nog geen compliment. Rendement, efficiëntie en al die andere begrippen uit de economische en commerciële vocabulaire hadden nog niet heel Nederland aangestoken. ‘Ondernemerschap’ was nog geen eervolle aanduiding, het woord “loser” rolde nog niet makkelijk uit de mond bij het spreken over langdurig werklozen. Sociaal beleid was nog geen moetje. De publieke omroep was nog de enige optie op tv en radio, nog niet uitgedaagd tot een banaliteitenstrijd door hijgerige commerciële omroepen. John de Mol’s dynastie stelde nog niets voor. Het neoliberale monster was nog niet geboren, big-data was nog niet het morele kompas van onze samenleving geworden.
Maar de sociologen van deze “rational-choice-school” van de universiteit van Utrecht waren hun tijd vooruit, mede dankzij het verbond met hun geestverwanten aan de andere kant van de oceaan, die micro-economen en een handjevol sociologen. De Amerikanen waren ijverig in de eenvoudige modellering van menselijke samenlevingen en konden daar al veel eerder dan hier op steun en applaus rekenen van de overheid en het bedrijfsleven, dankzij het lange seizoen van Reganisme dat daar het denken beheerste. Het nutsmaximaliserende mensbeeld van deze denkers gedijde goed binnen de prozaïsche hegemonie van het neoliberale denken, dat eind jaren ’70 in Amerika al met zijn zegetocht was begonnen. Tot mijn grote verdriet en tegen mijn romantisch intellectuele beeld van de sociologie in, werd ik uitgedaagd al het menselijke in een keurslijf van “meetbare data” te persen.
Het was een koude douche, die eerste jaren van mijn sociologische scholing. Al waardeerde ik de precisie van deze ambachtelijk onderlegde mathematische sociologen. Al opende hun economische inzicht voor mij nieuwe perspectieven op de samenleving. Al gaven ze oprecht en met toewijding onderwijs, ze geloofden in hun zaak. Maar ik vond hun kijk op de wereld en wetenschap over het algemeen wel armoedig en zo weinig zeggend over al het niet-rationele waar de mensheid voortdurend toe in staat is en wat ik als jonge jongen tijdens de Iraanse revolutie zo groots en meespelend van dichtbij had mee gemaakt.
Toch ging ik als een van de weinige studenten steevast naar hun maandelijkse borrel. Er waren vooral veel oude pinda’s en het goedkoopste bier dat er te krijgen was en de conversatie ging meestal over hoeveel onderzoeksgeld er weer binnen was gehaald. Wetenschappelijke fondsen, zoals NWO, waren dol op deze no-nonsense sociologen, die geen enkele moeite hadden om kort en raak in eenvoudige zinnen hun onderzoeksvoorstellen over de meest complexe vraagstukken in bureaucratische aanvraagformulieren te persen.
Hoe blij verrast was ik tijdens een van deze grijze borrelmiddagen, die bij deze gelegenheid tevens de afscheidsceremonie van een van de docenten was, het hoofd van vakgroep sociologie een gedicht te horen voordragen:
“Denkend aan Holland . . .”
Het vitale en impressionistische dicht-schilderij van Marsman klonk oubollig uit de mond van de beste man. Bevlogenheid en passie waren gedoofd, en toch… toch vond ik het een verademing dat mijn leermeesters oog hadden voor poëzie.
Nog geen jaar later, bij een andere gelegenheid, droeg de beoogde opvolger van deze hoogleraar hetzelfde gedicht voor. Dat vond ik gek, maar ik gaf hen het voordeel van twijfel. Toen twee jaar later het jonge toptalent en de oogappel van deze utilistische sociologen bij de Nieuwjaarsreceptie weer hetzelfde gedicht voordroeg, gaf ik de hoop op. Het zou nooit iets gaan worden tussen mij en deze school van de rationale keuze.
Zij namen hun “nutsdenken” te letterlijk en leefden in de waan dat ze met de minste inspanning ook “iets met poëzie” konden verrichten tijdens hun borrelbijeenkomsten. Ik moest er weer aan denken bij het horen van inmiddels beruchte opmerking “doe een dvd er in” van minister Hugo de Jonge, toen hij tijdens de eerste lockdown gevraagd werd naar de gevolgen van de sluiting van de kunst- en cultuursector.
Ik heb veel geleerd van dit hechte gilde van utilistische sociologen. Vooral dat onderzoeken en doordenken als een socioloog ook noeste arbeid is. Ik heb zonder wrok van hun gilde afscheid genomen maar met de gedachte dat ik bij het terugkijken ook vaak zou kunnen lachen om hun op economie geënte modellen en hun prozaïsche beeld van hoe de mens en de samenleving werken.
Ik had toen, bij mijn afscheid van die sociologische school, niet kunnen bedenken dat hun mensbeeld dertig jaar later zo diep en zo breed door zou zijn gedrongen in onze samenleving. Ik heb het onderschat, hoe goed zo’n kil mensbeeld onze beleidmakers in zijn greep zou houden, in het post-ideologische en daarmee post-verzuilde tijdperk. Dat onze politieke leiders zich als managers van BV Nederland zouden gaan gedragen, dat de overheid de burger als “klant” ziou gaan behandelen, en dat als er maar macro-economisch een juiste balans werd bereikt, de rest onze bestuurders een zorg zou zijn.
Onlangs schreef ik naar aanleiding van een bericht in Trouw over de Belastingdienst op sociale media een hard commentaar. Trouw meldde dat tijdens de toeslagenaffaire de Belastingdienst vooral de jacht had geopend op de sociaaleconomisch meest kwetsbare groepen. Ik noemde dit op de sociale media de logica van roekeloze hyena’s. Ik kreeg bijval maar ook veel kritiek. Ik zou medewerkers van de Belastingdienst hier mee dehumaniseren.
Misschien had ik explicieter moeten zijn met wat ik bedoelde. Maar ik meende wat ik zei. Ook roofdieren zoeken naar de zwakste prooi bij het benaderen van een kudde grazers, en hyena’s hebben een naam als de meest efficiënte in deze. Ik moest denken aan het utilistisch denken van mijn hoogleraren. Dat de Belastingdienst zich precies vanuit dit principe was gaan verhouden tegen het volk: richt je je tot allerzwaksten, daar heb je de grootste pakkans tegen de minste inspanning en kosten.
Ik ben er te veel een socioloog voor om met een beschuldigende vinger te wijzen naar individuele uitvoerders of zelfs de Belastingdienst als organisatie. De Belastingdienst is geen geïsoleerd eiland. Wat daar gebeurt en welke cultuur daar heerst is vooral een symptoom van hoe onze samenleving in de greep is gekomen van micro-economische denkbeelden over de mens en hoe er enkel in getallen en cijfers uitgedrukte macro-economische indicatoren gedacht wordt over het welzijn van een maatschappij.
Rational-choice en een beeld van de mens als een nutsmaximaliserend wezen is van waarde en interessant als een theorie. Maar het legt een tikkende bom onder een samenleving op het moment dat het een dominant leidend principe gaat worden bij het denken en handelen van onze bestuurders en het opereren van onze instituties. De burger kan zich in verhouding tot de Rijksoverheid op geen enkele wijze als een klant gedragen. Er is geen markt, hij kan niet met zijn voeten stemmen en naar een andere Belastingdienst of een andere Raad van State of een andere ministerie toestappen. Die burger komt op een gegeven moment in opstand tegen een overheid die zich als een sluw roofdier is gaan gedragen.
Opstand van de burgers kan zich op vele wijzen gaan uiten. Het onbehagen kan heil zoeken bij antidemocratische leiders zoals het in Amerika met Trump is gebeurd, of door een golf van met vandalisme gepaard gaande protesten zoals die van de gele hesjes in Frankrijk of bijvoorbeeld door stilzwijgend de instituties als de Belastingdienst een dikke middelvinger te geven, en masse de belastingen te ontduiken.
Een overheid die eigen burgers vooral als geboren opportunisten beschouwt, hen niet als mededragers van het grote geheel ziet, hen niet vertrouwt en als zijnde onbetrouwbaar behandelt, heeft een immens probleem. Dan gaan de burgers de overheid ook niet meer vertrouwen. Het einde is dan zoek, democratie verandert zo in een kat- en muisspel, in een politiestaat.
Zover is het in Nederland nog lang niet, maar het vertrouwen in onze overheid is wel diep gezakt. De tijd dringt, maar we staan me lege handen. We zijn toe aan nieuwe toekomstschetsen, nieuwe beschrijvingen en beeldspraken over waar we staan en waar we over dertig jaar willen staan, en in welke (sociale) landschappen.
Tijdens de afgelopen periode van coronamaatregelen, toen de Bijenkorf wel open mocht maar de musea niet, toen in de rij voor Ikea staan okay was maar bij theaters naar binnen gaan verboden werd, toen bleek hoe nihil de waardering van onze zittende leiders en bestuurders voor Cultuur met hoofdletter C is en hoe vastgeketend ze nog zijn aan het mentale regime van economische dogma’s.
Kunst en Cultuur laat zich niet vangen in de ongeduldige formules van nutsmaximalisatie en rendementsdenken. Het is bedoeld om de ziel van de samenleving levend te houden en de samenleving bezieling en geestelijke vitaliteit te schenken, morele duurzaamheid. Die bezieling hebben we in deze tijd, tijdens de nodige zoektocht naar een cultuuromslag, broodnodig.
We moeten dat bezielde lyrische van ‘ Denkend aan Holland ‘ als inspiratiebron vieren. Het denken van onze leiders over Nederland en het handelen van onze instituties naar de burgers moet ons bevrijden uit de hegemonie van een armoedig, louter economisch mensbeeld. Cultuur is daarin een belangrijke gids.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.