© Foto: Claire Schut
O ze zien het echt wel, de protesten. En het doet pijn.
Er zijn mensen die denken dat demonstreren geen zin heeft. Dat het ze bij de Russische ambassade in Den Haag of de handelsvertegenwoordiging in Amsterdam Siberisch laat en ze hun schouders ophalen over de protesten voor hun deur.
Dat is niet zo. Ze vinden het verschrikkelijk irritant. Dat merk je aan alles.
Neem de 365 met krijt getekende kaarsjes van Amnesty International voor de eerste verjaardag van de (recent met 9 jaar verlengde) gevangenisstraf van oppositieleider Aleksej Navalny op de stoep voor de ambassade aan de Andries Bickerweg 2: weggeschrobd in de nacht. Of de gigantische Oekraïense vlag die buurtbewoners tussen de bomen tegenover de ambassade hadden gehangen: foetsie, weg, verdwenen. Of de auto die niet vanaf het ambassadeterrein rechtsaf of linksaf de weg op reed, maar rechtdoor schoot, richting de nieuwe vlag die de buurtbewoners weer tussen de bomen hadden gehangen, nu met een vlaggenwacht erbij. Of de belediging van Poetin die op paaszaterdag met rode verf op de stoep onder de vlag was geschreven: zonder een druppel regen zo goed als weg.
Een ander voorbeeld is de Russische handelsvertegenwoordiging aan het Museumplein 13 in Amsterdam. Daar staat – zolang de oorlog duurt, zo is het plan – elke maandagavond tussen 18 en 19 uur de gelegenheidscoalitie www.stopdeoorlogamsterdam.nl op de stoep. Een klein maar fijn, typisch Amsterdams-ludiek, tegelijk bloedserieus protest tegen de oorlog en voor de vrede in Oekraïne. Dat doen ze met toespraken en gedichten. Stilte en bloemen voor alle slachtoffers. Met een koor dat met kracht en overtuiging uit volle borst 'dona nobis pacem' (‘breng ons de vrede’) zingt. Ook is er een dodentrom, een trompet die verrukkelijk kan trompetteren en een of meer fanfares.
Vooral die muziek, daar hebben ze bij de Russische handelsvertegenwoordiging een vreselijke hekel aan. En wel zo vreselijk dat ze al meermalen bij politie resp. burgemeester over die ‘pokkenherrie’ hebben geklaagd. Zonder succes. Politie en burgemeester hebben steeds de rug recht gehouden – demonstreren is een mensenrecht – en geantwoord dat de gelegenheidscoalitie niets onoirbaars doet: ‘Ze doen wat hun recht is.’ En zo is het maar net. Bravo, Femke.
Kortom, het is helder. De protesten worden opgemerkt. En ze jeuken als muggensteken. Reken maar van yes dat Rusland daarover wordt geïnformeerd. Wellicht niet de allerhoogste, maar toch.
Wie denkt dat alle deuren en ramen bij de Russische vertegenwoordigingen potdicht zitten, vergist zich. Dat is slechts schijn. Afgezien van de vele camera’s en glazen ogen die naar verluidt elke kuch registreren, staat er altijd wel ergens een raam op een kier. Of er piept een stukje smartphone tussen de gordijnen door. Of ze gooien onverwacht en zeer abrupt de houten luiken en terrasdeuren van de prachtige residentie aan de Andries Bickerweg nr. 2 open – om snel wat foto’s te trekken en hup, deuren en luiken met een daverende klap weer te sluiten.
De ambassademedewerkers zelf doen alsof hun neuzen bloeden. Het is als met de aapjes van horen zien en zwijgen. Terwijl ze over het ambassadeterrein heen en weer lopen, en dat doen ze vaak, staan hun gezichten strak en onbewogen. Mogelijk is dat zo afgesproken of in opdracht van ‘de baas’, bedoeld als overlevingsstrategie of als tegenoffensief om de demonstranten te ontmoedigen. In elk geval doen alle medewerkers, hun bezoekers, families en kinderen allemaal – gedisciplineerd en even nadrukkelijk als kinderen in hun spel – alsof de demonstranten lucht zijn (‘We zien jullie niet, hoor!’). Om op het laatste moment, vlak voordat ze naar binnen gaan, toch snel een stiekeme blik te werpen.
Andere keren wekken ze de indruk diep met elkaar in gesprek te zijn en samen ontzaglijk veel plezier te hebben, zich totaal onbewust van alle ogen aan de andere kant van het hek. Om dan op mijn schelle 'dona nobis pacem'-gefluit (ik heb een zangverbod), ineens een paar houterige danspassen te doen en in schaterlachen uit te barsten – herkenbaar nep, zonder enige vreugde. Of ze steken op de drempel van het ambassadegebouw demonstratief een vinger in hun oor. Gefopt, toch gehoord.
Ze zullen het niet makkelijk ermee hebben. Het zijn ook mensen.
Soms breekt het front van ongenaakbaarheid en flakkeren emoties. Dan kijken ze boos, schudden hun hoofd. Hun lippen bewegen, terwijl ze van achter hun stuur strak naar je kijken, wachtend tot het ambassadehek open gaat en achter hun auto weer sluit.
Een enkele keer loopt de agressie op. Dan spuugt er eentje onderweg naar zijn auto die buiten het ambassadeterrein staat geparkeerd, in een geoefende boog een volle fluim richting Oekraïense vlag. Hij steekt een vinger op, roept iets onverstaanbaars. Om met gierende motor plankgas langs de demonstranten te rijden, met opgestoken vinger. Hij moet heel boos zijn geweest.
Een andere ambassademedewerker – mogelijk een hoge piet, want zijn kekke terreinwagen staat als enige achter gesloten deuren in de garage – parkeert na terugkomst niet meer op zijn eigen plek in de garage. In plaats daarvan scheurt hij, hotsend en bonkend over de ‘sleeping policemen’ in de Andries Bickerweg en met een rood opgeblazen vierkante kop filmend van achter het stuur, langs de demonstranten om uit hun zicht bij een ambassadegebouw om de hoek te parkeren.
O ze zien het echt wel, de protesten. En het doet pijn. Demonstreren heeft zin.