Omgaan met kritiek is moeilijk voor onze staatssecretaris maar de maat is wel een keer vol
Deze week stuurden leden van de Vaste Kamercommissie Onderwijs hun schriftelijke inbreng over het omdraaien van de correctievolgorde bij eindexamens naar staatssecretaris Dekker van OCW. Ondanks alle rumoer rond de plannen van Dekker lijkt die stoïcijns: wat hem betreft is zijn plan een feit. Waarmee hij dit dossier aanpakt in de hem exemplarische stijl.
Geen meerderheid, geen probleem Op een meerderheid leunde deze motie niet, maar dat verzwijgt de staatssecretaris. Het is immers niet erg democratisch om een afgestemde motie via een Algemene Maatregel van Bestuur te willen doorvoeren. Dat leraren er niet op zitten te wachten, wil Dekker ook niet weten. Hij spreekt liever van een ‘evident probleem’ met de correctievolgorde, want leraren zouden hun eigen leerlingen bevoordelen.
Een evident probleem? driekwart van de leraren ziet niets in het plan van Dekker en wil dat de huidige situatie wordt gehandhaafd, weten we na AOb-onderzoek onder grofweg 2800 collega’s. Zij zijn met ons van mening dat de eigen docent het examen eerst nakijkt. Vervolgens is er een externe controle en daarmee is het punt dat Dekker maakt afgedekt. Dat er vaak te weinig tijd is die externe controle goed uit te voeren, wil de staatssecretaris dan weer niet horen.
Geen bevoordeling Van bevoordeling is echt geen sprake: een leraar kent de mensen die hij jaren heeft lesgegeven en weet hoe zij redeneren. Dus kan hij goed beoordelen of ze de juiste argumenten geven bij examens met open vragen. Ook als die niet in het antwoordmodel staan. Dat voordeel heeft een collega ‘van buiten’ niet. En ja: open vragen leiden altijd tot interpretatieverschillen en dan ontstaat er discussie. Het is spijtig dat een staatssecretaris dat niet onderkent, zoals het ook schrijnend dat de werkgevers verenigd in de VO-raad dat weigeren te onderkennen.
De Kamer is niet overtuigd: PvdA, D66, SP, CDA en SGP begrijpen dat Dekker het onderwijs opzadelt met organisatorische problemen en snappen ook dat de leraren dit plan ervaren als een motie van wantrouwen. Maar vooralsnog volhardt Dekker in zijn plan. Want hij heeft van de werkgevers gehoord dat er draagvlak is.
Dat omgaan met kritiek moeilijk is voor onze staatssecretaris blijkt overigens niet alleen uit dit dossier. Overleg voeren vindt hij prima zolang je het met hem eens bent. Of tenminste zijn conclusies onderschrijft. Zo liet Dekker tijdens het debat over de financiering van het basis- en voortgezet onderwijs even lelijk in de kaart kijken toen hij reageerde op vragen over de sectorakkoorden.
Sectorakkoorden zijn afspraken die dit kabinet in het onderwijs maakt over prestaties en voorwaarden en daar geld aan koppelt. Dat gebeurt in overleg met werkgevers, niet met personeelsvertegenwoordigers zoals de Algemene Onderwijsbond. Kamerleden waren benieuwd naar de reden daarachter en daarop liet Dekker menig klomp breken: onze staatssecretaris gaf aan dat hij er geen vakbonden bij wil hebben omdat de AOb was weggelopen bij de onderhandelingen over het onderwijsakkoord.
Dus omdat wij weigerden een slecht akkoord te tekenen, nodigt Dekker voortaan geen bonden meer uit bij overleg. Wat is het volgende: Dekker komt alleen maar naar de Kamer als de SP niet deelneemt aan het debat? Vragen van D66 worden alleen nog maar door de staatssecretaris beantwoord als vooraf vast staat dat Kamerlid Van Meenen genoegen neemt met het antwoord?
Over de kwaliteit van de antwoorden die Dekker geeft, zijn de meningen overigens ook verdeeld. Zo heeft de staatssecretaris met minister Bussemaker om het hardst geroepen dat er 3000 banen voor starters zouden worden gecreëerd. 150 Miljoen euro werd er voor vrijgemaakt. Alleen: het geld werd niet voor het doel geoormerkt en kwam op de grote hoop terecht waarmee scholen naar eigen goeddunken mee mogen sturen.
Geen idee Het is zeer de vraag of de 150 miljoen die beschikbaar was ook is uitgegeven aan banen voor starters. Dekker heeft in ieder geval geen idee. Hij vertelde de Kamer dat hij de uitgave niet kan verantwoorden. Maar hij weigert toe te geven dat het verhaal van die 3000 banen een marketingpraatje was, zoals het CDA terecht opmerkte. Voor Dekker is het geld goed besteed, want de werkgevers zeggen het zelf.
En de startende leraren? Die hoeven niet bij de staatssecretaris aan te kloppen. Met enig geluk vinden ze een schoolbestuur die wel belang hecht aan starters in het team. Cijfers uit het voortgezet onderwijs tonen aan dat het vertrouwen van Dekker wordt beschaamd: er stroomden de afgelopen jaren meer leerlingen in, terwijl het aantal banen afnam. Ondanks extra middelen en ondanks het gegeven dat scholen meer geld krijgen als ze meer leerlingen in hun klassen mogen verwelkomen.
Een staatssecretaris die zijn verantwoordelijkheid neemt, spreekt de werkgeverskoepel aan op dit soort cijfers. Maar dat doet Dekker niet. Die bagatelliseert de cijfers liever omdat hij anders moet gaan ruziën met een club die altijd zo lekker met hem meedenkt als er een akkoord moet worden gesloten.
Op Twitter zag ik een treffend bericht voorbij komen. ‘Je zou willen dat Sander Dekker evenveel vertrouwen had in een leraren als in de besteding van die extra 150 miljoen door schoolbesturen’, twitterde docent Klaas Heemskerk. Inderdaad: was het maar waar. Voorlopig zijn de leraren onder Dekker als de schoonmaakploeg na een borrel van een partijcongres: als iedereen is uitgebrald, mogen wij de rotzooi opruimen. Dat doen we in het belang van de leerlingen voor wie we ons mooie beroep ooit hebben gekozen.