‘Wees blij dat je al kinderen hebt,’ zegt vriendin I terwijl ze zich vol enthousiasme stort op haar volgende speurtocht naar dé ware. Vriendin II doet hetzelfde, maar dan met een iets ander algoritme. Beiden bevinden zich aan de ‘verkeerde’ kant van de dertig en hebben één grote gemeenschappelijke wens: kinderen. Het is een compleet andere wereld.
Soms sta ik nog weleens perplex als ik mijn eigen kinderen zie. Niet alleen dát ik ze heb, maar ook dat ze goed gelukt zijn. Drie stuks, allemaal in leven weten te houden tot ze het huis uitgingen. En als ze met z’n drieën bij mij op de bank zitten, denk ik wel eens: jeetje, wat heb ik er eigenlijk veel. Drie. Dat is een heel jeugdkoor.
En terwijl mijn jongere vriendinnen door hun vruchtbare jaren heen sprinten alsof ze bij de start van een marathon staan, kocht ik mijn eerste leesbril. Het was een confronterend moment van zelfreflectie bij dat rek vol monturen waar net zo goed ‘Welkom bij de club granny!’ boven had kunnen staan.
Mijn vriendinnen hebben rammelende eierstokken en een eisenlijst waar een gemiddelde sollicitatiecommissie van zou watertanden. Niet dat mijn lijst vroeger korter was – nee hoor, ik was de koningin van zelfbedrog. Maar goed, ik leef met ze mee. Been there, done that en het t-shirt ligt ook nog ergens.
Voor vriendin I en II moet de ware niet alleen jongensachtig, maar ook mannelijk zijn. Hij moet emotioneel intelligent én bovengemiddeld slim zijn. Hij is aantrekkelijk, muzikaal, spiritueel en bandlid. Zijn nonchalante uitstraling moet precies goed zijn: wel casual, maar niet zó bedacht dat het lijkt alsof er een styliste voor nodig was. En dan heeft hij natuurlijk ook een interessante baan. Iets met een jonge-honden-start-up die de wereld verbetert én bakken met geld oplevert. Hij is seks, drugs, rock ’n roll, én om zes uur thuis voor het vegan eten.
Vriendin I zit inmiddels vast in een wat je noemt een siuationship. Voor de leek: een situatie die net iets meer is dan vriendschap, maar die niemand écht durft te definiëren. Ze bellen elkaar elke dag, doen boodschappen samen, koken samen, kennen elkaars familie, en, oh ja, ze hebben ook seks.
‘Maar het is platonisch,’ zegt ze stellig.
‘Platonisch?’ vraag ik. ‘Als dit platonisch is, hoe noemen we dan tegenwoordig wat vroeger platonisch was?’
‘Een mindfuck,’ antwoordt ze droog.
En vriendin II? Die houdt zich dapper vast aan een zogenaamde prela – een pre-relatie. Een tussenfase waarin je denkt: als ik hard genoeg mijn best doe, kan ik hem kneden tot dé ware. Vriendin II gaat op date met een man die op papier perfect is.
Hij is 36, advocaat, wil minstens twee kinderen, houdt van Franse chansons, sushi en volgt sinds kort tantralessen. Een droom totdat hij het café binnenloopt. Ze herkent hem meteen – en voelt de paniek opkomen. Hij loopt… apart. Een beetje als een eend die zich aanpast aan het asfalt. Als hij lacht, schrikt ze opnieuw. Zijn grote voortanden vallen op, en – wacht even – is dat een beugel?
Ze wil het liefst vertrekken, maar ze blijft toch. Ik stel me voor dat dit moment voelt zoals in Batavia Stad: je staat in de outletwinkel van Armani. Daar hangt-ie. De spijkerbroek van je dromen, maar nét niet in jouw maat. Je wurmt jezelf erin, trekt je buik in en denkt: met een vestje valt die muffin top wel te camoufleren. Het zit misschien niet helemaal perfect, maar voor 70% korting doe je daar niet moeilijk over. En ach, je was toch al van plan om te gaan lijnen.
Met diezelfde blik kijkt vriendin II naar haar date. Ze staat op, steekt haar hand uit en zegt lachend: ‘Wat fijn om je eindelijk live te zien.’
Ze houdt haar buik in. Hij moet en zal passen.