Wetsvoorstel VVD om de rechtsstaat te kortwieken is poging om de democratie aan te tasten
De VVD heeft problemen met de rechter, terwijl de onafhankelijke rechter één van hoekstenen is van de democratie. Over de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie gesproken!
De VVD-fractie in de Tweede Kamer is thans bezig een wetsvoorstel te verdedigen dat beoogt de Nederlandse rechter de mogelijkheid te ontnemen om de Nederlandse wetten te toetsen aan de internationale verdragen. De VVD brengt tegen deze rechterlijke toetsing –zogenaamd- een principieel argument naar voren, namelijk dat het aan het parlement is om te beoordelen of wetten in overeenstemming zijn met de internationale verdragen, maar niet aan de rechter. Immers het parlement wordt door het volk gekozen en heeft daarom een grotere legitimiteit en een groter gezag dan de rechter die slechts benoemd is.
Macht van de meerderheid Het is bekend dat de rechter- op grond van dit beginsel- de wetten niet mag toetsen aan de Nederlandse grondwet. Dat is een zaak van de wetgever (parlement). Dit principe kon wel standhouden zolang het parlement uitblonk uit zorgvuldigheid en een degelijk wetgevingsproces. Maar in het laatste decennium hebben we gezien dat voor de meeste politieke partijen alleen de macht van de meerderheid telt. Alle groene en gele wetsvoorstellen werden tot wet verheven, met alle schadelijke gevolgen van dien voor de burgers.
Het wordt echt tijd voor een constitutioneel hof in Nederland dat wetten kan toetsen aan de grondwet. Het mag niet mogelijk zijn dat er bijvoorbeeld wetten tot stand komen die strijdig zijn met gelijkheidsbeginsel (artikel 1) van de grondwet. Het kabinet Rutte 1 had- onder invloed van de PVV- een aantal wetsvoorstellen klaar op dit terrein. Alleen een onafhankelijke rechter kan de burgers beschermen tegen de willekeur van de meerderheden in de politiek. Veel (beschaafde) landen hebben al een eigen constitutioneel hof. Berlusconi aan de Maas De principiële argumentatie van de VVD kan niet verdoezelen dat deze partij al een tijd last heeft van de Nederlandse rechtsstaat. Sinds de Nederlandse rechter de door de VVD van harte gesteund ‘anti- kraakwet’ heeft gekraakt, kampt de VVD met een trauma. De VVD ziet sindsdien de onafhankelijke rechter als een blok aan het been van de politiek. Maar reeds tijdens het kabinet Balkenende II heeft de toenmalige VVD-minister van (des)-Integratie, Rita Verdonk, zich ontpopt als een soort Berlusconi aan de Maas en verklaard dat rechters benoemd moeten worden door politici: een standpunt dat later overgenomen werd door een andere ‘democraat in hart en nieren’: Wilders.
Sinds in 2002 de politieke onderbuik zich heeft genesteld in het parlement, wordt de wetgevende arbeid van de Tweede Kamer steeds meer gedomineerd door de waan van de dag. Wetgeving is lopende-band-werk geworden. De enige toetsing die telt voor de haalbaarheid van een wetsvoorstel is de vereiste politieke meerderheid om het door de Tweede Kamer heen te loodsen, maar niet de toets der kwaliteit en zorgvuldigheid.
Sinds het vertrek van parlementariërs van het staatsrechtelijk kaliber van bijvoorbeeld Geert Schutte van de GPV en Bas van de Vlies (SGP) heeft het wetgevingsproces in de Tweede Kamer een ‘snelkookpan’-karakter gekregen. Het feit dat zowel de Raad van State, de nationale rechter, als ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het laatste decennium een aantal Nederlandse wetsvoorstellen en wetten als strijdig met de Europese en internationale verdragen heeft verklaard, is zorgwekkend en verraadt het broddelwerkniveau van het kabinet en Nederlandse parlement. Racistisch klimaat Naar de Raad van State als belangrijk adviesorgaan van regering en parlement op het wetgevende terrein, wordt al lang niet meer geluisterd. Zelfs de vonnissen van het Europees Hof tegen enkele wetten en maatregelen van minister Verdonk werden door haar slechts als ‘meningen’ beschouwd. Daartegenover had ze zelf een andere mening (sic!). Sinds Verdonk is de VVD doorgegaan op deze lijn. Zo vond oud VVD-minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal in het kabinet Rutte I dat het Europees Hof zich te veel bemoeide met de mensenrechten in Nederland. In de regel corrigeert het Europees Hof Nederland voornamelijk op het asiel-, vluchtelingen- en vreemdelingen/migrantenrecht. Sinds 2001 worden deze minderheidsgroepen niet meer beschermd door de Nederlandse politiek. Niet voor niets heeft de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) van de Raad van Europa in haar laatste rapport over Nederland alarm geslagen over het racistische klimaat in Nederland. Zoals bekend, ziet de nationale Ombudsman een voorname oorzaak van dit klimaat in politiek Den Haag.
De Nederlandse burgers, inclusief de etnische minderheden, mogen daarom blij zijn dat zowel de Nederlandse grondwet als alle internationale verdragen tot stand waren gekomen lang voordat Den Haag zwanger raakte van het politieke racisme. Het VVD- wetsvoorstel om de rechtsstaat te kortwieken is een duidelijke poging om de Nederlandse democratie aan te tasten. Dit voorstel verdient de prullenbak. Zal de PvdA dit ook hardop tegen zijn coalitiegenoot durven zeggen?
Update
Voor de volledigheid: hier is de tekst van de wetsartikelen 147 en 147a, die smalende godslastering strafbaar stellen en stevig ook. Je kunt zelfs een beroepsverbod krijgen.
Artikel 147 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt bestraft:
1. hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, door smalende godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat;
2. hij die een bedienaar van de godsdienst in de geoorloofde waarneming van zijn bediening bespot;
3. hij die voorwerpen aan een eredienst gewijd, waar en wanneer de uitoefening van die dienst geoorloofd is, beschimpt.
Artikel 147a 1. Hij die een geschrift of afbeelding waarin uitlatingen voorkomen die, als smalende godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanige uitlatingen voorkomen, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.
3. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.