Leerlingen kopen nog wel trouw een agenda maar het gebruik ervan is tegenwoordig een zeldzaamheid in de klas.
Onlangs was ik aanwezig bij een theatervoorstelling van cabaretière en schrijfster Paulien Cornelisse. Op een gegeven moment ging het erover dat Nederlanders zo’n goed georganiseerd volkje zijn. Het bleek een verwarrende uitspraak, gezien het aanzwellende geroezemoes in de zaal. En toch, na de relativerende toelichting van Paulien, bleek haar stelling aannemelijk. Iedereen was immers op tijd aanwezig in de theaterzaal. Er moest vooraf overleg zijn geweest over het wel of niet aanschaffen van kaarten. Er was logistiek georganiseerd op welke manier de theaterzaal bereikt zou gaan worden. En, wie had de kinderoppas geregeld voor die avond?
Wij Nederlanders houden overduidelijk van planning en structuur. Een georganiseerd leven is onontbeerlijk. Het geeft velen dan ook een vorm van organi-zen-sation in hectische tijden. Deze organisatorische volwassenheid is echter nog niet vanzelfsprekend voor jongeren onder de vijfentwintig jaar. Met name scholieren, in de bloei van hun puberteit, staan van nature nog niet zo planmatig en doelgericht in het leven. Het is ze vergeven; we weten namelijk dat de executieve hersenfuncties van jonge mensen tot uiting komen in de prefrontale cortex. Dit is een hersengebied dat ruim twintig jaar volop in ontwikkeling is, waardoor er onder meer problemen kunnen ontstaan met vaardigheden als plannen en organiseren, het overzien van situaties, langetermijndenken en het etaleren van bepaald gedrag.
Het aanleren van deze vaardigheden vergt tijd en geduld. Het zal niemand verbazen dat bijvoorbeeld brugklasleerlingen weinig kaas hebben gegeten van het maken van een planning, ten behoeve van een goede persoonlijke (leer)organisatie. Scholen zien de noodzaak in van het aanleren van deze vaardigheden. Dit komt enerzijds door de toename van het aantal verschillende vakken, lokalen en leraren. Anderzijds door de digitale revolutie, die in relatief korte tijd ervoor heeft gezorgd dat de pre-digitale tijd niet meer voldoende toereikend lijkt te zijn. Deze twee veranderingen maken het dubbel zo complex om de leerlingen op te leiden tot zelfstandige planners met goede organisatievaardigheden.
Het inzetten van de juiste begeleiding is hierbij van belang. Ondanks het feit dat er nog steeds voldoende papieren agenda’s worden verkocht, lijkt het gebruik hiervan op scholen op sterven na dood. Leerlingen kopen blijkbaar nog wel trouw een agenda maar het gebruik ervan is tegenwoordig een zeldzaamheid in de klas. Het opgegeven huiswerk wordt immers door de leraar ingevoerd in Magister, een digitaal leerlingvolgsysteem waar het huiswerk in wordt genoteerd. De concurrentiestrijd lijkt daardoor al een aantal jaren te zijn beslist in het voordeel van dit slimme systeem, ten nadele van de papieren organisator.
Toch proberen we de leerlingen te overtuigen van het feit dat het hebben van een ‘dubbele agenda’ in dit geval effectief werkt. Voor het plannen en bijhouden van het huiswerk dus een papieren agenda en daarnaast Magister voor het bijhouden van de persoonlijke vorderingen. Ook al zwem je hiermee tegen de overheersende digitale stroom in, de voordelen van plannen op papier zijn onder andere dat je meer overzicht hebt en makkelijker vooruit kan kijken, je als leerling meer verantwoording hebt over je dag- en weekplanning, dat het huiswerk beter wordt onthouden wanneer je het zelf noteert en er geen onnodige verleidingen aanwezig zijn in de vorm van social media of apps. Door het aanleren van deze vaardigheden zullen leerlingen ervaren dat ze met het maken van een goede planning effectiever werken, minder chaotisch zijn in hun organisatie, meer overzicht hebben én meer tijd kunnen overhouden. Voor het bezoeken van een goede theatershow bijvoorbeeld.
Een ingekorte versie van dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant.