Hoe je minder krijgt dan je spaart en waarom dat moet veranderen
De vijf grote pensioenfondsen slaan een sombere toon aan bij de presentatie van hun kwartaalcijfers. Er wordt gesteld dat er nog te weinig kapitaal is om op de lange termijn aan de verplichtingen te voldoen. Hoe kan dat, vragen veel Nederlanders zich af. De pensioenfondsen hebben opgeteld een reserve van € 1.300 miljard. Is dat dan niet genoeg om aan de verplichtingen te kunnen voldoen? Of wordt er een redenering gevolgd die meer met virtualiteit te maken heeft dan met realiteit, waardoor er een denkbeeldig tekort wordt gecreëerd? Het laatste is mijns inziens het geval. Als er wordt vastgehouden aan de virtualiteit, dan heeft dat zeer ongewenste gevolgen. Het is niet alleen in het belang van de ouderen, maar van de economie in zijn geheel dat de fondsbestuurders meer oog krijgen voor de realiteit.
De pensioenfondsen maken gebruik van de rekenrente, zoals die door De Nederlandse Bank wordt doorgegeven. Hoe wordt de rekenrente toegepast? Als er bijvoorbeeld op 1 januari 1986 eenmalig een bedrag in guldens met een tegenwaarde van 1.000 euro zou zijn gestort voor een pensioen dat op 1 januari 2016 is ingegaan, dan zou er op basis van de toepassing van een rekenrente van 1,6% per jaar, dertig jaar lang, op 1 januari 2016 een pensioenvermogen van € 1.610 beschikbaar zijn gekomen. De werkelijke groei van de € 1000 is echter niet 1,6% maar 4%, want dat is de rente die het pensioenfonds in werkelijkheid realiseert. Het pensioenvermogen is daardoor € 3.243 op 1 januari 2016. Twee keer zo veel als bij toepassing van 1,6%. De pensioengerechtigde krijgt echter een uitkering gebaseerd op € 1.610 opgebouwd pensioenvermogen.
Pensioenfondsen keren aanvullende pensioenen uit. Aanvullende pensioenen worden anders dan dat met de AOW het geval is niet uitbetaald op basis van een omslagstelsel, dus dat de nu werkenden betalen voor de gepensioneerden. De pensioenen worden betaald uit door de gepensioneerde zelf opgebouwd vermogen tijdens de actieve periode. Hoe wordt dit vermogen opgebouwd? Uit premies die tijdens de actieve periode worden afgedragen aan het pensioenfonds en door vermeerdering vanwege rendement over het opgebouwde vermogen. Als de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt, dan houdt de premiestorting op en resteert er het tot dan gevormde vermogen. Dit vermogen loopt na de pensionering enerzijds terug door pensioenbetalingen en anderzijds blijft het door renderen, dus neemt het toe. Dit vermogen moet voldoende zijn om het verschil tussen uitbetaling en rendement vanaf de pensioengerechtigde leeftijd tot het overlijden te kunnen bekostigen.
De pensioenfondsen zouden het vermogen dat beschikbaar is voor pensioengerechtigden moeten loskoppelen van het vermogen dat door de actieven wordt opgebouwd. De twee staan immers los van elkaar. De actieven zijn in de opbouwfase en het vermogen dat zij opbouwen wordt ‘gevoed’ met premies, dit in tegenstelling tot het vermogen van de gepensioneerden. Door de twee met elkaar te vermengen worden appels met peren vergeleken. Het heeft ook misplaatste conclusies tot gevolg, zoals dat de jongeren voor de ouderen zouden werken. Elk individu spaart in feite voor zijn eigen pensioen.
Het ABP publiceert veel informatie over de pensioenen. Daardoor weten we dat dit pensioenfonds eind 2014 een belegd vermogen had van € 347 miljard. Van dit vermogen claimen de werkenden € 24 miljard en is er € 2 miljard nodig om aan verplichtingen zoals uitkeringen vanwege arbeidsongeschiktheid te kunnen voldoen. Voor de gepensioneerden was in 2014 dus een belegde reserve van € 321 miljard beschikbaar. In 2014 werd er uit die ‘pot’ door het ABP 8 miljard uitbetaald aan de gepensioneerden. Als je ervan uitgaat dat de toen gepensioneerden gemiddeld nog 20 jaar te leven hadden en de pensioenen zouden worden ‘bevroren’ op het niveau van 2014, dan zou er € 160 miljard uit de pot gaan en blijft er dus aan het einde van de rit hetzelfde bedrag over. Dus zonder dat het vermogen dat er in 2014 was nog verder groeit.
Wat gebeurt er met het enorme overschot? In 2034 komt het aan niemand meer toe. Daarom moet het ABP – evenals de andere pensioenfondsen- uit de virtuele wereld stappen en het pensioen laten toekomen aan hen die er recht op hebben. Een behoorlijke uitkering ineens zou al een stap in de goede richting zijn, want dat zou een bestedingsimpuls tot gevolg hebben waar de economie van profiteert. Het gaat er echter vooral om dat de pensioenfondsen eerlijk met hun klanten omgaan. Het vermogen dat jij door premiestorting tijdens je actieve periode opbouwt en dat wordt vermeerderd doordat het pensioenfonds deze premies verstandig belegt, is in zijn geheel voor jou beschikbaar als je met pensioen gaat. Niet meer, maar zeker ook niet minder doordat het pensioenfonds met een andere rente rekent dan die er in werkelijkheid wordt gerealiseerd.