De voorstellen voor extreem flexibel onderwijs zijn zo radicaal anders en zo ver losgezongen van de werkelijke problematiek in het onderwijs dat je je kunt afvragen of dit niet slechts een bliksemafleider is voor de stakingen volgende week.
Je haalt makkelijk het nieuws als je het moment van niveaubepaling in het onderwijs wilt uitstellen. Maar de toekomstdroom die deze week werd gepresenteerd stelt een nog veel radicalere vernieuwing van ons onderwijs door. De voorstellen voor extreem flexibel onderwijs zijn zo radicaal anders en zo ver losgezongen van de werkelijke problematiek in het onderwijs dat je je kunt afvragen of dit niet slechts een bliksemafleider is voor de stakingen volgende week. Maar we moeten de discussie wel aangaan, om te voorkomen dat we nog veel dieper in de problemen komen.
Het discussiestuk werd dinsdag gepresenteerd en is ondertekend door onder meer de VO-Raad, LAKS, CNV Onderwijs, en andere organisaties van kinderdagverblijf tot universiteit, al gaat het plan vooral over de fase die we nu kennen als voortgezet onderwijs. Verder valt op dat bepaalde partijen geen rol hadden: onderwijsvakbond AOB bijvoorbeeld, maar ook actiegroepen PO, VO en WO in actie, en de lerarenopleidingen. De deskundige stem uit het veld is dit keer zélfs niet gehoord om de schijn van draagvlak te creëren, we moeten blijkbaar tevreden zijn met belangenbehartiger VO-raad. Er zijn vanaf nu georganiseerde momenten voor discussie, zoals ook werd gedaan met andere plannen waarbij leraren pas later betrokken werden (Curriculum.nu bijvoorbeeld).
De probleemanalyse in het discussiestuk is niet verrassend, soms wat vaag geformuleerd, maar wel onderbouwd door tal van rapporten: de laaggeletterdheid neemt toe, we selecteren te vroeg, de kansenongelijkheid neemt toe, er is te weinig waardering voor het beroepsonderwijs, leerlingen en studenten gaan met tegenzin naar school en ze zijn gestrest, er zijn te weinig leraren en ook zij zijn te gestrest. De oplossingen worden samengevat in een nieuwe koers, soms ook wat vaag geformuleerd en helemaal níet onderbouwd: voor álle scholen, alle leerlingen en alle niveaus een verregaande flexibilisering, personalisering en digitalisering, want dat is nodig ‘voor de toekomst’. De uitgestelde niveaubepaling is hier slechts een klein onderdeel van, de bedoeling is: ieder kind kan elk vak op elk niveau volgen, in modules, wanneer dat maar past bij het kind en zo veel mogelijk naar eigen keuze.
Iedereen in Nederland heeft verstand van twee zaken, zeggen we op school wel eens: voetbal en onderwijs. De reacties op de uitgestelde selectie liepen erg uiteen. ‘Eindelijk,’ verzuchtten onderwijskundigen en leraren die zich al langer inzetten voor kansengelijkheid. ‘Niet goed voor mijn kind!’ riepen hoogopgeleide ouders met slimme kinderen, die vrezen dat hun kind zich verveelt in een heterogene groep. Internationale studies geven aan dat het negatieve effect zeer beperkt of zelfs afwezig is, zoals te lezen is in Gelijke kansen voor de school, waarin David Mitchell vele internationale onderzoeken over kansengelijkheid op een rijtje zette.
Natuurlijk moet zo’n nieuw idee eerst goed worden uitgedacht. Scholen zouden er nu al zelf mee kunnen beginnen door de definitieve niveaubepaling pas in klas 3 te plaatsen, maar dat durven ze vaak niet vanwege de bekende ‘perverse prikkels’: scholen durven het risico niet te nemen van zittenblijven en afstroom, want daarop worden ze beoordeeld; en (vooral hoogopgeleide) ouders geven de voorkeur aan aparte vwo-klassen, of categorale mavoscholen. Een school laat zich ook door zulke voorkeuren leiden, want een terugloop in aanmeldingen veroorzaakt al snel flinke (financiële) problemen en een neerwaartse spiraal.
Maar die uitgestelde selectie is niet de kern van het discussiestuk ‘De toekomst van ons onderwijs’. In plaats van een vaste kennisbasis die vakdocenten in een stevig programma aan kinderen leren, komt er in deze toekomstvisie een modulair programma waarin kinderen flexibel, ‘fluïde’ kennis opdoen waarin zij interesse hebben – want dat motiveert en dat is blijkbaar nodig. Wat de waarde van de ‘patchwork’-lespakketten precies is (mbo, hbo en wo blijven bestaan en mogen nog steeds allerlei eisen stellen bij de entree) en hoe een school dit moet organiseren, is niet duidelijk. De VO-raad pleit wel al langer voor maatwerkdiploma’s.
Er zijn nu ook al scholen waar flexroosters bestaan en visies op onderwijs waarin de leerling meer keuze heeft, denk aan montessorischolen. Er zijn vele scholen waar leerlingen vervroegd of op een hoger niveau examen doen in een vak, versneld het vwo doorlopen, probleemloos stapelen en/of een alternatief lesrooster volgen. Dat werkt voor sommige leerlingen en scholen goed, vanuit een doordachte onderwijskundige visie en de vrijheid die scholen in Nederland hebben om het onderwijs in te richten met duidelijke kwaliteitseisen als voorwaarde. Maar het werkt lang niet altijd goed en nu wordt ver doorgevoerde flexibiliteit de verplichting: elk vak op elk niveau in elke jaarlaag in modules beschikbaar voor alle leerlingen. Dat is niet alleen een logistieke en financiële herculestaak, het is ook een fikse aantasting van de vrijheid die scholen en leraren eerder hadden – wat het werk onaantrekkelijk maakt – en het is bovendien een onderwijsaanpak die niet bewezen effectief is.
Zo legt deze toekomstdroom ook de nadruk op ‘21st century skills’ als probleemoplossend leren, samenwerken, ondernemen; dingen die je pas kunt leren nadat je een hele sterke kennisbasis hebt opgebouwd. Digitalisering is noodzakelijk, zegt het stuk, maar scholen komen steeds vaker terug op (volledig) digitaal onderwijs en digitale programma’s zijn ook nog steeds niet bewezen effectiever. De flexibiliteit, in combinatie met een niveaustelsel dat in feite gelijk blijft, prikkelt nog steeds de obsessie met niveaus en dus het schaduwonderwijs en de stress die daarbij zijn opgekomen. De flexibiliteit zal vooral optimaal benut worden door kinderen die thuis daarin aangespoord en ondersteund worden, dus de kansengelijkheid is nog steeds in gevaar. Leerlingen mogen zelf meer kiezen, wat hun motivatie zou bevorderen, maar we weten ondertussen ook dat keuzes en zelfreflectie voor het puberbrein ontzettend moeilijk zijn.
En lossen we hiermee echt de problemen in het onderwijs op? Laat ik die problemen eens preciezer benoemen: 1 op de 4 jongeren is laaggeletterd – uit de PISA-rapporten 2018, waarin 15-jarigen getest worden, blijkt dat 1 op de 3 jongeren teksten altijd meerdere keren moet lezen en vragen over teksten niet echt kan beantwoorden. Vooral leerlingen op de praktijkschool en op alle vmbo-niveaus zijn straks niet zelfredzaam, ze kunnen een brief van de gemeente al niet begrijpen. In diverse internationale rapporten (bijvoorbeeld OESO) is benoemd dat onze vroege selectie de kloof tussen kansarm en kansrijk vergroot. Ook recente beleidskeuzes, zoals het advies van de leerkracht in plaats van de eindtoets en het leenstelsel, hebben ervoor gezorgd dat de kloof groter werd.
En wat is de belangrijkste bewezen aanpak om zulke trends te keren? Goede leraren voor de klas. Hoewel de VO-raad onlangs wél benoemde dat de taalvaardigheid van brugklassers door het tekort in het basisonderwijs achteruit is gegaan (opnieuw zonder cijfers), steekt dezelfde raad de hand niet in eigen boezem. Het kwalitatieve tekort in het voortgezet onderwijs is misschien nog wel schrikbarender dan in het primair onderwijs. Ik zeg ‘misschien’, omdat het ontbreekt aan correcte cijfers over bevoegd gegeven lessen in het voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs is het grootste probleem dat er onvoldoende leraren met een pabodiploma beschikbaar zijn. In het voortgezet onderwijs is dat probleem al lang ‘opgelost’ door goed te keuren dat leraren soms jarenlang of zelfs altijd in opleiding zijn of in een ander vak of zonder bevoegdheid of boven hun bevoegde niveau lesgeven (beter iets dan niets, toch?). Wat we wel weten, is dat het tekort het ergst is op vmbo-scholen, daar waar de leesvaardigheid het hardst achteruitgaat.
Er is een noodplan nodig om op al die scholen weer bevoegde, bekwame leraren voor de klas te hebben en te houden. Actiegroep VO in actie pleit al lange tijd voor werkdrukverlaging en we staken omdat we nog veel te ver van een werkbare situatie zijn – andere Europese landen en succesvolle PISA-landen hebben minder lesuren per week. Maar in het discussiestuk wordt gepleit voor een bredere, soepelere blik op bevoegdheden – de VO-raad heeft dit standpunt eerder ook al uitgedragen. Het sluit aan bij het advies van de Onderwijsraad, ‘Ruim baan voor leraren’, waarin onder meer gepleit wordt voor het clusteren van vakken, waarbij een bevoegdheid in biologie bijvoorbeeld ook lesgeven in scheikunde toestaat. Maar wie in meerdere vakken lesgeeft, kan niet de vakexpert zijn die je bij één vak na de volledige studie in dat ene vak bent. Een ‘coach’ bij huiswerkuren in plaats van de vakdocent voor de klas is goedkoper, flexibeler, en een makkelijke oplossing voor het lerarentekort. Maar voor een leraar betekent dit: laat maar zitten, die kwaliteit, die vakinhoud. Het voelt als het mes in de rug – en nu kun je zeggen, ‘kom, niet zo overdreven, niet zo gevoelig en zuur’, maar het is niet het mes in míjn rug. Het is de doodsteek voor die 25 procent jongeren die niet eens fatsoenlijk leert lezen en schrijven. Het gaat om basiskennis die je goed moet leren, wát je in de toekomst ook gaat doen, en dat doe je met een beproefd programma, gegeven door een docent die vakinhoud, expertise, continuïteit en kwaliteit kan bieden.
De bezuinigingen in het onderwijs gaan een lange tijd terug. Het percentage burn-outs onder leraren blijft toenemen. En de resultaten van PISA gaan sinds de eerste meting in 2000 alleen maar omlaag. Bij de staking van 30 en 31 januari herhalen de leraren in het voortgezet onderwijs dus opnieuw hun eis: structureel geld dat gegarandeerd wordt benut voor werkdrukverlaging; minder lesuren per week, zodat leraren tijd hebben voor kwaliteit, zodat leraren blijven en zodat de leerlingen weer echt leren wat ze moeten leren. En ja, het is pijnlijk dat de VO-raad de staking niet steunt en de oplossingen in zulke andere richtingen zoekt dan de leraren zelf doen.
Het is al te vaak gezegd: er zijn zo veel vernieuwingen in het onderwijs die zonder inbreng van leraren worden doorgeduwd. Zo kan ook geen leraar of schoolleider het probleem verzinnen waarvoor Curriculum.nu een oplossing zou bieden. Deze ‘toekomst van ons onderwijs’ lijkt de zoveelste vernieuwing die de Dijsselbloem-toets niet doorstaat. En we hebben een dikke huid gekregen, het is niet ons gekwetste ego dat hier opspeelt: maar zonder onze inhoudelijke inbreng komen er blijkbaar hele slechte plannen op tafel. Genoeg is genoeg. Het discussiestuk koerst af op een afgrond waar we straks niet meer uit kunnen klimmen. Geef de docent de tijd en de autonomie, dan doen wij wat ons vak is: de jeugd de toekomst geven, dankzij een stevige kennisbasis.