Het debat over vrijheid van meningsuiting was beneden peil.
Donderdag behandelde de Tweede Kamer de inmiddels beruchte petitie van 120.000 moslims om het beledigen van de profeet Mohammed strafbaar te stellen. Het debat was een dieptepunt in de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Wat een hoogstaande gedachtewisseling had moeten worden over grondrechten en vrijheid van meningsuiting, ontaardde in een woeste scheldpartij. Niet de inhoud van de petitie kwam aan de orde maar de verschillende manieren waarop de ondertekenaren op hun nummer en vervolgens op tilt gezet konden worden. De 120.000 konden uit de boetpredikaties van de volksvertegenwoordiging in ieder geval dit opmaken. Het was schandalig dat zij zich hadden vermeten het recht van petitie in te zetten, een recht dat in 1848 aan elke burger zonder uitzondering werd toegekend. Ze moesten dimmen. Ze moesten hun bek houden. Ze moesten niet op dit verschrikkelijke moment met zulke verzoeken aankomen. En voor de rest niks. De Tweede Kamer leek wel een fatwafabriek.
Laten we even een paar feiten vaststellen: de 120.000 moslims zetten hun petitie op touw in een land dat van 1930 tot 2014 een wet kende op de smadelijke godslastering. Van die strafbaarstelling zijn we pas een jaar of zes af en om de betreffende artikelen te laten schrappen moest hemel en aarde worden bewogen. Een groot deel van de woedende Kamerleden was begin deze week nog bezig minister Slob uit de wind te houden omdat hij had verklaard dat reformatorische scholen de ouders van hun leerlingen gerust mochten verplichten een verklaring tegen homoseksualiteit te tekenen.
In die context kwam de petitie op de agenda. Het was een korte tekst waarin de ondertekenaars vaststelden dat het beledigen van hun profeet niet tot de vrijheid van meningsuiting behoorde. Zij plaatsten dit in de hoek van smaad en laster. Zij stelden bovendien vast dat het gevaarlijk is voor de maatschappelijke cohesie als we maar vrijelijk de spot kunnen drijven met elkaars opperwezens. De ondertekenaars maakten daarmee dezelfde denkfout als imam Yasser Elforkani die in een preek op het instellen van zo´n verbod aandrong. Hij begreep niet dat het verkondigen en het bespotten van het geloof onder dezelfde vrijheden van meningsuiting en godsdienst vallen. De initiatiefnemer van de petitie imam Ismail Aboe Soemayya heeft evenmin door dat hij een boemerang heeft gelanceerd die hem weldra tegen de slaap zal treffen.
In een democratie hebben de indieners van een petitie recht op een serieus antwoord waarin de volksvertegenwoordiging haar reactie met redenen omkleedt. Het is zelfs mogelijk dat een Kamermeerderheid een adres van antwoord opstelt. Vervolgens wordt dat gepubliceerd.
Zo´n adres van antwoord is wel een beetje uit de tijd: de notulen van het debat geven tenslotte voldoende uitsluitsel over het gevoelen van de volksvertegenwoordiging. In de redevoeringen van de Kamerleden had zeker moeten worden aangeroerd dat het moment waarop deze petitie binnenkwam voor miljoenen Nederlanders buitengewoon pijnlijk en kwetsend was. Waarom? Omdat zij zo geschokt zijn door de onthoofding van Samuel Paty en het feit dat in Nederland één docent moest onderduiken omwille van een cartoon in zijn klaslokaal. Maar dat is niet de kern van de zaak. Dat gaat niet over de inhoud van het verzoek. Wat men van de partijwoordvoerders had mogen verwachten waren heldere levensbeschouwelijke uiteenzettingen waarin een visie tot uiting komt, niet alleen over de vrijheid van meningsuiting maar ook over de manier waarop gekwetste burgers in een democratie uiting kunnen geven aan hun pijn en hun verontwaardiging.
Er wordt wel eens gesteld dat je in een democratie moet leren incasseren. Alsof je een rave moet organiseren om te vieren dat je zo beledigd werd. Van je afbijten met pen, camera en toetsenbord, maar nooit met geweld is in een democratie passend en gewenst gedrag.
Je hoort al een jaar of twintig de term ¨islamdebat¨. Op deze manier lever je dus een bijdrage aan zo´n debat. Je legt uit. Je onderwijst. Je denkt mee. Je weerlegt. Je baseert je op bronnen. Je houdt een betoog over de plaats van godsdiensten in onze maatschappij. Het enige lichtpuntje was dat premier Rutte zich niet door de collectieve koliek liet meeslepen en een waardige repliek gaf.
De uitbarstingen van donderdag zijn ver beneden de waardigheid van een serieuze volksvertegenwoordiging. De Kamers zijn immers de belangrijkste draagsters van onze democratie. Je mag dan verwachten dat parlementariërs in staat zijn de grondslagen daarvan tegen ondertekenaren van een petitie op een ordelijke wijze te verdedigen en te verklaren. De 120.000 moslims hadden recht op een serieus antwoord. Nu zijn ze wegens wangedrag in de hoek gezet. Ze vertellen elkaar ongetwijfeld op dagelijkse basis dat ze er toch niet bij horen en dat hun meedoen ongewenst is. De Kamer heeft ze gelijk gegeven. Het peil van ons parlement is werkelijk bedroevend.