© cc-foto: Petri Damsten
Steeds meer leden van de Tweede Kamer raken overspannen. Pieter Omtzigt (destijds nog CDA, nu onafhankelijk) moest na de verkiezingen lange tijd met werken stoppen omdat hij het tussen de oren had gekregen. Harry van der Molen (ook al CDA) kon de spanning evenmin aan en ging vorig jaar met ziekteverlof. Ook Esther Ouwehand, de fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren, legt haar bezigheden de komende tijd neer wegens werkgerelateerde fysieke klachten. Om het bij deze voorbeelden te houden.
GroenLinks-Kamerlid Corinne Ellemeet vindt dat er een einde moet komen aan de overbelasting van parlementariërs. Zij ervaren op dit moment te veel stress en druk, zei ze tegen de NOS. Daar komt nog eens bij dat het politieke klimaat niet echt bevorderlijk is voor het welzijn van degenen die ermee te maken hebben. ‘Wat er naast de extreem lange dagen echt inhakt,’ aldus Ellemeet, ‘zijn de haat, beledigingen, agressie en minachting.’
Tja, echt gezond lijkt me dat allemaal niet. Je kunt natuurlijk wat minder op Twitter en andere sociale media kijken, maar hoe weet je dan nog wat er bij de kiezers leeft? Bovendien nemen Kamerleden elkaar tijdens debatten steeds steviger de maat. Hoe gevoeliger je ziel, hoe groter het probleem dat dit oproept.
De vraag is alleen: wat kun je ertegen ondernemen? Tot 1956 telde de Kamer slechts 100 leden. Kamerlidmaatschap was in veel gevallen een parttime functie, naast bijvoorbeeld bestuurder van een vakbond of raadslid van een grote stad.
Sindsdien is er veel veranderd. Het aantal Kamerleden werd uitgebreid naar 150. Ze werden almaar belangrijker. Er iets groots naast doen komt nauwelijks nog voor. Kamerleden, die eerst alles in hun eentje hadden moeten afhandelen, hebben nu medewerkers, die hen helpen met het voorbereiden van debatten, uitzoeken van dingen etc. Ook de afdelingen persvoorlichting hebben een gedaanteverwisseling ondergaan. Ik heb nog meegemaakt dat een partij als de VVD één voorlichter in dienst had. Tegenwoordig staat de liberale fractie, hoewel maar een paar zeteltjes groter dan toen, een onafzienbaar woud van PR-medewerkers ter beschikking.
Kortom: het Kamerlidmaatschap is geprofessionaliseerd, zoals dat heet. Keerzijde van de medaille is dat veel parlementariërs er niet meer tegen kunnen. Niet tegen die eindeloze werkweken (80 uur is geen uitzondering). Niet tegen de publicitaire heisa. Niet tegen het gescheld van collega’s (‘U bent een zielig, miezerig, hypocriet mannetje’).
Dit probleem is niet nieuw en diverse partijen hebben al oplossingen proberen te verzinnen. Volgens één theorie moet je de Kamer gewoon weer kleiner maken. Terug naar 100 of zelfs 75 leden. Die hebben dan simpelweg geen tijd meer zich met allerlei details of met de waan van de dag te bemoeien en moeten wel ‘op hoofdlijnen’ debatteren.
De vraag is of deze theorie klopt. Je kunt het aantal Kamerleden wel verminderen, maar de maatschappelijke sfeer blijft hetzelfde. Volksvertegenwoordigers, ook al zijn het er veel minder dan vroeger, zullen bestookt blijven worden met mailtjes en uitgefoeterd op sociale media. Je kunt de klok op één punt wel terugdraaien, maar daarmee verander je niet de tijdgeest. Ik vrees dat als je het aantal Kamerleden met een derde of de helft terugbrengt verder alles hetzelfde zal blijven. De werkbelasting wordt alleen nog veel groter.
Een tweede oplossingsrichting (die waar Ellemeet waarschijnlijk op aanstuurt) is uitbreiding van het aantal Kamerleden, of in elk geval van het personeel dat hen ondersteunt. Hiervan zal, vrees ik, het resultaat zijn dat de Kamer zich nóg meer met de waan van de dag gaat bezighouden. Nóg meer moties en Kamervragen. En, zo voorzie ik, nóg meer parlementariërs die noodgedwongen de pijp aan Maarten moeten geven.
Ik ben bang dat er voor deze kwaal geen onfeilbaar medicijn bestaat. En dat we dus moeten blijven doormodderen op de huidige manier. De zorgen van Ellemeet dat er straks niemand meer overblijft om voor Kamerlid te spelen, deel ik wat minder. Een Kamerlid verdient zo’n 120.000 euro per jaar. Ik denk dat voor een dergelijk jaarsalaris altijd wel gegadigden te vinden zullen zijn.
cc-foto: Petri Damsten