Deze stappen vooruit konden alleen maar worden gezet dankzij het doorzettingsvermogen van veel LHBT-activisten en hun bondgenoten, veelal in vreselijk moeilijke omstandigheden
“Hier praten we niet over seks,” antwoordde een diplomaat bij de Verenigde Naties in 2007 toen ik met hem wilde praten over de rechten van LHBT-ers. Het was kort nadat ik bij Human Rights Watch in New York was gaan werken. Nu ik binnenkort de organisatie verlaat en terugblik, valt me op hoeveel grote veranderingen er in mijn vakgebied hebben plaatsgevonden. Elf jaar geleden moest ik de diplomaat nog uitleggen dat praten over LHBT rechten een gesprek betekent over gelijke behandeling en anti-discriminatiewetten, privacy, de vrijheid om je uit te spreken, om vreedzaam te demonstreren, een gezin te vormen, om enkele rechten te noemen. Geen speciale behandeling, maar gewoon dezelfde fundamentele rechten waar alle mensen aanspraak op mogen maken.
De Yogyakarta Principles , in 2006 opgesteld, bleken een handzaam middel om de enorme kloof tussen universeel erkende mensenrechten en de dagelijkse situatie van LHBT-ers aan te tonen. Brazilië, Argentinië en Uruguay namen het initiatief om die Yogyakarta Beginselen in het VN-hoofdkantoor in New York te presenteren, in november 2007. Dat was verrassend voor andere landen in de wereld, want deze drie Latijns-Amerikaanse landen hebben een sterk rooms-katholieke signatuur, en toch durfden ze het aan.
Tijdens de presentatie hield Mary Robinson, de vroegere VN-Hoge Commissaris van de Mensenrechten, een gloedvol betoog over artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. ‘Behandel LHBT-ers met waardigheid en respect,’ was haar boodschap. De bijeenkomst was georganiseerd door een kerngroep van LHBT-vriendelijke landen bij de VN. Nederland is er sindsdien co-voorzitter van. Dit informele VN-netwerk, mede door Human Rights Watch opgericht, speelt een belangrijke rol in het bepalen van de strategie binnen de VN hoe de rechten van LHBT-ers kunnen worden verbeterd en geweld en discriminatie op basis van seksuele oriëntatie of gender-identiteit kunnen worden tegengegaan. Ook bespreekt de kerngroep hoe om te gaan met de oppositie van andere VN-lidstaten. En die oppositie is er.
In 2008 tekenden 57 landen onder aanvoering van Syrië een petitie tegen de rechten van LHBT-ers. Ze beweerden dat anti-discriminatiebepalingen onherroepelijk zouden leiden tot pedofilie en overspel. Achter de schermen was de Rooms-Katholieke Kerk actief bezig het oppositievuur op te stoken. Het is de enige religie die spreekrecht heeft in de vergaderingen van de VN. Dit soort kritiek vanuit de oppositie wakkert vijandigheid tegen LHBT-ers aan, met soms dodelijke gevolgen. Daarom begon ik met het Vaticaan te onderhandelen en nodigde hen uit in de VN in het openbaar hun visie op homoseksualiteit te geven. Tijdens de volgende grote bijeenkomst van de kerngroep in 2009 liet het Vaticaan zich van een andere kant zien. In een verklaring liet Rome weten geweld en ‘oneerlijke’ discriminatie tegen homoseksuele mensen af te wijzen en verwierp het de strafbaarstelling van homoseksueel gedrag. Dat was een belangrijke boodschap. Nog steeds gebruikt Human Rights Watch deze verklaring in landen met straffen op homoseksueel gedrag en waar een streng christelijke invloed is die LHBT-ers buitensluit, zoals bijvoorbeeld in de voormalig Britse koloniën in het Caribisch gebied.
Ook al heeft het Vaticaan zich in de VN nader verklaard, toch zijn religies vaak een bron van discriminatie. In 2018 publiceerde HRW het rapport “All We Want is Equality,” over hoe religieuze argumenten gebruikt worden om LHBT-ers in de Verenigde Staten via wetten te discrimineren. Die spanning tussen enerzijds de vrijheid van godsdienst en anderzijds de rechten van gelijke behandeling en om niet gediscrimineerd te worden zie ik ook in veel andere landen.
Geweld en discriminatie op grond van homoseksualiteit kunnen al van jongs af aan ontstaan: pesten op school is een venijnig en lastig probleem. In 2001 publiceerde HRW het onderzoek “Hatred in the Hallways,” naar LHBT-jongeren in scholen in de VS die lijden onder dagelijkse pesterijen van klasgenoten en soms zelfs van leraren en schoolbestuurders. We ontdekten dat deze schendingen versterkt werden door gebrek aan beschermingsmaatregelen van de overheid, waardoor LHBT-jongeren eigenlijk vogelvrij waren verklaard.
Pesten kan leiden tot schooluitval, zelfverminking of in het uiterste geval zelfdoding. Daarom besteedt HRW nog steeds aandacht aan het recht op onderwijs in relatie tot pesten. In 2016 namen we het probleem in Amerika opnieuw onder de loep in het rapport “Like Walking Through a Hailstorm”. We hebben ook onderzoek gedaan naar pesten op school in Japan en in de Filippijnen. Ons rapport heeft in Japan geleid tot een verandering van overheidsbeleid. Onlangs hebben Japanse onderwijsinstellingen schooluniformen geïntroduceerd die zo ontworpen zijn dat ze de vrijheid van scholieren respecteren het uniform te kiezen dat bij hen past.
Nederland was samen met Japan co-voorzitter van de eerste vergadering van UNESCO in Parijs die in 2016 gewijd was aan pesten op school vanwege seksuele orientatie of gender identiteit. Langzaamaan beginnen regeringen de funeste werking ervan te onderkennen.
In meer dan 70 landen is homoseksuele intimiteit strafbaar. En in veel andere landen is het niet met zoveel woorden verboden, maar zijn er vaak wetten of maatregelen die het leven van LHBT-ers erg moeilijk maken. In Rusland bijvoorbeeld wordt de anti-homopropagandawet gebruikt om boetes op te leggen aan mensen die zich in het openbaar positief over homoseksualiteit uitspreken.
Gelukkig zijn er ook goede voorbeelden te noemen zoals Mozambique, dat in 2015 de strafbaarstelling op homoseksueel gedrag afschafte. Of het hooggerechtshof in Belize dat de strafbaarstelling in 2016 in strijd met de grondwet verklaarde, net zoals het gerechtshof in Trinidad en Tobago dat in 2018 deed. In India wordt verwacht dat het hooggerechtshof binnenkort de 158-jaar oude koloniale wet die ‘vleselijke gemeenschap tegen de natuurlijke orde’ strafbaar stelt, gaat verwerpen. Als die verwachting uitkomt zal dat een geweldige stap vooruit betekenen voor een land met meer dan 1,3 miljard inwoners.
Buiten de Verenigde Naties om is er een nieuwe groep landen opgestaan die de rechten van LHBT-ers wil beschermen. Deze groep heet de Equal Rights Coalition en is mede door Nederland opgericht, in 2016. Samen met Uruguay was Nederland de eerste voorzitter. De landen willen elkaar stimuleren het internationaal recht na te leven en andere landen helpen hun wetten en beleid aan te passen. Enkele maatschappelijke organisaties, zoals HRW, maken ook deel uit van de groep.
Enkele van bovengenoemde successen werden ondersteund door sterk leiderschap van de vorige VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon. Hij ging het onderwerp seksuele oriëntatie en gender-identiteit prominent noemen in zijn toespraken. Zelfs in bijeenkomsten met homofobe Afrikaanse leiders sprak hij over de noodzaak om homoseksueel gedrag uit het wetboek van strafrecht te halen. De VN begon de wereldwijde ‘Free and Equal’-campagne. Tijdens de periode Ban Ki-moon heeft de Mensenrechtenraad van de VN twee resoluties om LHBT-ers te beschermen met meerderheid van stemmen aangenomen en een nieuwe functie, die van onafhankelijke VN-expert op het gebied van seksuele oriëntatie en gender-identiteit, ingesteld.
In de afgelopen tien jaar heb ik transgender-activisten steeds invloedrijker zien worden, met name waar het gaat om het recht hun gender door de overheid erkend te laten krijgen zonder dat er allerlei schadelijke voorwaarden aan die erkenning worden gesteld. Op verzoek van Nederlandse transgenders heeft HRW onderzoek gedaan naar hun wettelijke situatie in Nederland. Ons land wordt internationaal vaak geprezen om zijn voorlopersfunctie op het gebied van LHBT-rechten, maar de Nederlandse wet verplichtte transgenders om operaties te ondergaan, (verwijdering baarmoeder of testikels) en legde hormoonbehandeling op. In 2011 hebben we ons onderzoeksrapport aangeboden aan de regering. Daarbij konden we de nieuwe Argentijnse transgenderwet als goed voorbeeld aanhalen. Debatten in het parlement volgden en drie jaar later trad de nieuwe Nederlandse wet in werking die dit soort eisen niet meer aan transgenders stelt. De nieuwe wet is op onderdelen nog niet perfect en zal hopelijk binnen afzienbare tijd worden aangepast.
Intersekse-activisten hebben ervoor gezorgd dat er een nieuw mensenrechtenonderwerp op de agenda kwam te staan: medisch onnodige operaties van intersekse kinderen zonder hun toestemming. Samen met de Amerikaanse groep InterAct hebben we deze praktijk onderzocht in de Verenigde Staten. Ons rapport uit 2017 heet “I Want to Be Like Nature Made Me.” Zulke medisch onnodige operaties vinden in veel landen plaats. Op 28 augustus heeft de wetgever in de staat Californië een motie aangenomen die de autonomie van intersekse mensen ondersteunt en die hun zelfbeslissingsrecht respecteert.
En laten we tenslotte niet het homohuwelijk vergeten. Toen ik in de jaren negentig nog D66-Tweede Kamerlid was, heb ik dat onderwerp samen met twee collega’s van PvdA en VVD aangezwengeld. Onze moties om het huwelijk open te stellen werden na jaren van discussie aangenomen. Het heeft zeven jaar geduurd, maar in 2001 was het dan zover. Nederland werd het eerste land in de wereld waar homo- en lesbische paren konden trouwen. Nu, zeventien jaar later, staat de teller al op 25 en volgend jaar komen daar waarschijnlijk Oostenrijk en Taiwan bij.
Deze stappen vooruit in veel delen van de wereld konden alleen maar worden gezet dankzij de vastberadenheid en het doorzettingsvermogen van veel LHBT-activisten en hun bondgenoten, veelal in vreselijk moeilijke omstandigheden. Ik ben er trots op dat ik met hen heb mogen samenwerken en dat ik meer dan elf jaar deel heb mogen uitmaken van deze inspirerende beweging.
Voor mezelf is de cirkel bijna rond. Na mijn Tweede Kamerlidmaatschap ging ik voor Human Rights Watch werken als pleitbezorgend directeur in het seksuele minderhedenprogramma. Nu, na ruim elf jaar, stop ik en ga ik me voor D66 kandidaat stellen voor de Eerste Kamer-verkiezingen van 2019.