'In feite is het een reactionaire beweging tegen de eerste voortekenen van de aankomende dekolonisatie'
Het Amsterdam Museum heeft voor veel discussie gezorgd toen ze vorige week aankondigde dat ze de term ‘Gouden Eeuw’ niet meer wilde gebruiken als aanduiding voor de 17e eeuw. Er kwam veel kritiek, volgens sommige zou het hier gaan om geschiedvervalsing, ook het Rijksmuseum had kritiek en gaf al aan zelf deze term te blijven gebruiken als aanduiding voor deze periode. Ik denk dat het Amsterdam Museum hier een goede stap heeft genomen en dat deze dan ook door andere musea, zoals het Rijksmuseum gezet zou moeten worden. De discussie tot nu toe draait vooral om het volgende punt. Het Amsterdam Museum is van mening dat de term een te positief beeld geeft waardoor negatieve aspecten niet goed worden belicht. Voorstanders van de term de Gouden Eeuw vinden dat de term de negatieve kanten van deze periode niet uitsluit (deze kunnen immers ook nog steeds benoemd worden). Daarbij vinden ze dat de term historisch gezien bij deze eeuw hoort en dat het aanpassen dus een vorm van geschiedvervalsing is.
Geschiedenis De term Gouden Eeuw is afgeleid van de vijf tijdperken uit het oude Griekenland. De Gouden tijd hierin was de beste tijd. In deze tijd leefde de mensen in gemak, werkten ze niet en er was vrede. In deze tijd bestonden scheepvaart en akkerbouw nog niet. De mythische metafoor lijkt in ieder geval wel het slechtste argument om de term te handhaven. De 17e eeuw wordt wanneer we de perspectieven van voorstanders en tegenstanders samenvoegen toch vooral gekenmerkt als een eeuw van oorlog (glorieus of desastreus), scheepvaart en hard werken (door dappere zeelui of door slaven).
Nou is de term Gouden Eeuw overigens niet exact hetzelfde als het mythische Gouden Tijdperk. De term Gouden Eeuw is in de 19e eeuw ontstaan als aanduiding van de 17e eeuw. De term refereert dan specifiek aan Nederland in deze periode. De term ontstond omdat men trots was op de rijkdom die Nederlanders in de 17e eeuw vergaarde. Amsterdam was het centrum van de wereldhandel. De term hangt samen met een nostalgische hang naar het VOC-verleden. Aan het eind van de 18e eeuw waren de VOC en de WIC opgeheven. In de 19e eeuw zag men dit koloniale verleden als een groots verleden. Toen waren we leiders van de wereldhandel. Het ging daarbij specifiek over de koloniale kant van het verleden. Het ontstaan van de term Gouden Eeuw hangt samen met een golf van nationalistische verering van het koloniale verleden.
Het VOC-logo kwam ineens terug in de popcultuur van de 19e eeuw. Goudse pijpenmakers begonnen in de 19e eeuw met het maken van kleipijpjes met daarop het wapen van de VOC (wanneer je dus een kleipijpje vindt met een VOC-wapen dateert deze dus juist niet uit de VOC-tijd). In feite is het een reactionaire beweging tegen de eerste voortekenen van de aankomende dekolonisatie. Van echte dekolonisatie is in de 19e eeuw nog geen sprake, maar overal ter wereld neemt de kritiek op de slavenhandel toe en steeds meer landen schaffen de slavernij af. Men kreeg het gevoel dat men niet in de hoogtijdagen van het kolonialisme leefde maar dat men eerder leefde in de nadagen van deze glorietijd. Gezien men dus in de nadagen hiervan leefde moest de glorietijd eerder gezocht worden. Dit werd de 17e eeuw, de bloeitijd van de zo vereerde VOC en WIC.
Geschiedvervalsing De term Gouden Eeuw is op zichzelf gebouwd op geschiedvervalsing en op een achterhaald 19e eeuws beeld van het verleden. In de 19e eeuw koesterde men geen enkele sympathie met de slachtoffers van het koloniale regime in de 17e eeuw, niet met de slaven of andere onderworpen volkeren en ook niet met de Nederlandse arbeiders die onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken. In de 19e eeuw draaide geschiedenis uitsluitend om de elite en alleen vanuit een dergelijk vervormd perspectief kwam men tot de conclusie dat de 17 -eeuw een glorietijd was. Men heeft zich in de 19 -eeuw zo blind gestaard hierop dat men niet door heeft gehad dat hun eigen eeuw een tijd van vooruitgang was. In de 19e eeuw hebben we de slavernij afgeschaft en is er een begin gemaakt met de emancipatie van arbeiders en is de kiem gelegd voor de latere feministische beweging.
Een elite-perspectief De term Gouden Eeuw is ontstaan vanuit een elite-perspectief, maar zelfs vanuit dit perspectief is het een verdraaid en nostalgisch beeld. Ook voor de allerrijksten was de 17e eeuw niet een Gouden Eeuw. De rijkste man uit de 17e eeuw was Willem III van Oranje Nassau. Hij had een vermogen van zo’n 25 miljoen gulden. Wanneer we dit omzetten naar euro’s en hier compenseren voor koopkracht komt dit neer op een vermogen van zo’n 240 miljoen euro. Op nummer twee staat Hans Willem Bentinck met een vermogen van 11 miljoen gulden, omgerekend zo’n 103 miljoen euro. Op nummer drie staat Elisabeth Tielens met een vermogen van 1,9 miljoen gulden, omgerekend zo’n 18 miljoen euro. Wie de Quote 500 erbij pakt ziet dat Willen II van Oranje Nassau nog niet eens in onze top 100 rijkste Nederlanders zou voorkomen. Hans Willem Bentinck en Elisabeth Tielens zouden überhaupt niet voorkomen in de Quote 500, iets waarvoor je een minimaal vermogen moet hebben van meer dan 71 miljoen euro.
Deze vergelijking gaat ook op voor de 19e eeuw, de eeuw waarin men nota bene nostalgisch terugkeek op de 17e eeuw. Het vermogen van Koning Willem I wordt in 1840 geschat op zo’n 200 miljoen gulden. Gecompenseerd naar koopkracht komt dit neer op 1,9 miljard euro. Dat is meer dan twee keer zoveel als de top 50 rijkste Nederlanders van de 17e eeuw (die samen goed zijn voor een vermogen van omgerekend zo’n 740 miljoen gulden). Ook andere 19e-eeuwers doen het beter dan de rijkste handelaren van de 17e eeuw. Bankiers als Willem Borski II (met een omgerekend vermogen van 192 miljoen euro) en industrieel Willem Scholten (met een omgerekend vermogen van 51 miljoen euro) doen het aanzienlijk beter dan mensen als Hans Willem Bentinck of Elisabeth Tielens.
Conclusie De term Gouden Eeuw is in de 19e eeuw ontstaan vanuit een nostalgische verering van het koloniale verleden. Het ging hier specifiek om de zaken die wij nu als negatief ervaren, zoals bijvoorbeeld de VOC en de WIC. De term kon alleen ontstaan doordat niet-elitaire perspectieven, zoals die van arbeiders of slaven, werden genegeerd. Maar zelfs wanneer we dit 19e eeuwse elitaire narratief volgen moeten we concluderen dat de 17e eeuw ook voor de allerrijksten niet een beloofde ‘Gouden Eeuw’ was. Wanneer we de rijkdom van de allerrijkste 17e-eeuwers vergelijken met de rijkdom van de Nederlandse elite tegenwoordig, of die van de 19e eeuw, zien we dat ook de elite nu vele malen beter af is dan toen.
Voor een overgrote meerderheid was de 17e eeuw een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Een periode van ziekte, oorlog, geweld en gevaar. Voor een kleine elite was het een acceptabele periode. Maar op economisch vlak was de welvaart van de elite volstrekt niet de te vergelijken met de welvaart die de huidige Nederlandse elite kent. Zelfs vergeleken met de 19e eeuw was de 17e eeuw op economisch vlak niet een ‘Gouden Eeuw’. De term kan alleen gehandhaafd worden wanneer hij wordt gebruikt om te laten zien hoe 19e eeuwse reactionaire nationalistische bewegingen het 17e eeuwse kolonialisme probeerde op te hemelen uit angst voor eigen hedendaagse bewegingen zoals de anti-slavernij beweging.