Hoe een duwtje in de goede richting kan helpen bij faalangst en examenvrees.
In 2008 verscheen het boek Nudge: Improving Decisions About Health, Wealth and Happiness van de wetenschappers Richard Thaler en Cass Sunstein. Sindsdien wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van de term ‘nudging’: een gedragspsychologische motivatietechniek die mensen kan stimuleren om hun gedrag op een positieve manier aan te passen, zonder andere opties te verbieden. Vanwege het vrijblijvende karakter van de term, waarbij mensen vaak onbewust een ‘duwtje (nudge) in de goede richting’ krijgen aangeboden, blijkt deze aanpak succesvol te werken en steeds meer aan terrein te winnen.
In het boek beschrijven de wetenschappers Thaler en Sunstein een aantal belangrijke vormen van nudging uit het dagelijkse leven, zoals: inzetten op versimpeling, benadrukken van sociale normen, verhoging van het gemak, verkrijgen van transparantie en het aanzetten tot herinneringen. Daarnaast zal iedereen enkele concrete voorbeelden uit de dagelijkse praktijk herkennen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de opgeplakte voetstapstickers op de vloer om een bepaalde looproute te volgen, het gemak van voorgesneden fruit in plaats van fruit dat nog gesneden of gepeld moet worden en de traptredes die oplichten of geluid maken om zodoende de trap boven het gemak van de lift te verkiezen.
Een overeenkomst van de diverse vormen van nudging is dat ze niet direct noodzakelijk zijn, maar wel kunnen helpen om bepaalde acties uit te voeren die kunnen bijdragen aan verbeteringen of aanpassingen op persoonlijk of algemeen vlak. Cabaretier en programmamaker Tex de Wit gaf onlangs in Volkskrant Magazine een ‘levensveranderende tip’ op nudge-gebied. Hij dacht altijd dat wanneer je iets wilt bereiken of veranderen, je dit helemaal uit jezelf moet halen door het tonen van wilskracht. Later kwam hij erachter dat je deze wilskracht ook een handje kan helpen. Zo legde hij tandenstokers, boeken, cherrytomaatjes en dumbells in het zicht op verschillende plaatsen verspreid door zijn huis. Op deze manier maakte hij het zichzelf makkelijker om over te gaan tot het gebruik hiervan, waardoor hij minder pure wilskracht nodig had. Een persoonlijk aangeleerde manier van nudging dus.
Een vergelijkbaar principe hanteren we op school ook tijdens de faalangst- en examenvreestrainingen. De leerlingen die hiervoor in aanmerking komen zetten een eerste stap door het voor zichzelf erkennen van spanningen die ze ervaren op cognitief, sociaal en/of motorisch gebied. Aan de basis van deze trainingen staat het stimuleren van een positief zelfbeeld. Dit kan onder andere door het bespreken van persoonlijke kwaliteiten en het aangeven wat er allemaal wél goed gaat, in plaats van de nadruk te leggen op wat er minder goed gaat in hun beleving. Hierbij is het de bedoeling dat ze vanaf dat moment gaan proberen hun gedachten om te buigen van negativiteit naar positiviteit. Dit doen ze bijvoorbeeld door in eerste instantie voor zichzelf helder te maken wat persoonlijke ‘plus en min-activiteiten’ zijn. De plus-activiteiten zijn energiegevers en de min-activiteiten zijn hierbij de energievreters.
Tevens wordt er tijdens dit proces gebruik gemaakt van rode en groene kaarten. Daarbij is het de bedoeling dat alle gebeurtenissen die een negatieve lading hebben op de rode kaart worden geschreven en alles wat als positief wordt ervaren op de groene kaart wordt genoteerd. Denk hierbij aan complimenten, een goed cijfer, een leuke activiteit of mooie herinneringen. Vervolgens volgt er een stukje nudging. De deelnemende leerlingen krijgen de opdracht om de groene en rode kaarten aan te blijven vullen. De rode kaart wordt echter op een minder toegankelijke plek gelegd en de groene kaart wordt ergens duidelijk in het zicht gehangen, op een prominente plek in huis. Op deze manier worden ze telkens herinnerd aan alle positiviteit om zodoende een beter zelfbeeld te creëren. Bijkomend voordeel: net als de aanduiding op de meeste gezelschapsspellen kan deze aanpak worden uitgevoerd door iedereen van 8 tot 88 jaar.