De Partij van de Arbeid en GroenLinks gaan een gezamenlijke sociaaldemocratische toekomst tegemoet. Het is van groot belang dat die toekomst links is en geen kleurloze middenpartij levert.
In de overwegingen over de toekomst van de samenwerking van de Partij van de Arbeid met GroenLinks hoor ik verschillende argumenten die de discussie niet ten goede komen. Een van die argumenten werd deze week in de afsluitende discussie van de Haagse Willem Drees-lezing herhaald: de overtuiging dat de PvdA een middenpartij zou zijn. Het is echter een misplaatste framing die niets bijdraagt aan het inhoudelijke verhaal. Daarvoor hebben we al tijden een grondiger ideologische overdenking nodig. De PvdA stootte de afgelopen jaren twee keer achter elkaar haar hoofd op de electorale bodem en de recente verkiezingsuitslag liet wederom een vertrek uit het bredere linkse blok naar rechts zien. Het is hoog tijd dat sociaal-democraten een basis gaan bieden, die recht doet aan de reeds twee decennia bestaande nieuwe politieke realiteit. Een basis waarop de sociaaldemocratie weer tot bloei kan komen.
Het samen optrekken van PvdA en GroenLinks mogen we als een fait accompli beschouwen. Jesse Klaver noemt zich ondertussen een groene sociaaldemocraat en het opkomstpercentage bij het ledenreferendum over de gemeenschappelijke lijst was zo hoog, dat zelfs de laatste verkiezingsuitslag geen doorslaggevende reden kan zijn de samenwerking te staken. Ik kijk daarom uit naar een vruchtbare discussie over onze gezamenlijke ideologische toekomst.
Voor die toekomst staat voor mij één ding als een paal boven water: wij zijn links. De sociaaldemocratische beweging die zichzelf een middenpartij noemt, verweest de kiezer. Niet duidelijk zijn in je ideologische stellingname is een zwaktebod. Links is kiezen vóór sociaal beleid, vóór emancipatie van politiek en economisch gemarginaliseerde groepen, en vóór transformatie van ongelijkwaardige en onrechtvaardige machtsverhoudingen.
Coalities sluit je met partijen met verschillende achtergronden en we dienen daartoe kleur te bekennen. Met drie of zelfs vier keer dezelfde middenpartij, ziet de kiezer alleen maar bleke wangen op het paleisbordes. Een parlementaire democratie vraagt om het bekennen van kleur en daar ook naar te handelen, om kiezers daadwerkelijk een keuze te geven: waar willen we heen met het land, in welke richting willen we een volgend kabinet trekken? Wat gaan onze volksvertegenwoordigers voor ons binnenhalen tijdens de formatie en waar gaan we erkennen dat een compromis met de ander onvermijdelijk was?
Al eerder schreef Frans Leijnse in de Volkskrant van 17 juli jl. een verfrissend betoog over een aansprekend radicaal-links programma en het innemen van gepaste afstand van de VVD op rechts. De geloofwaardigheid van de rood-groene combinatie staat immers op het spel. Leijnse wil een radicale stellingname niet verwaarlozen, maar juist inzetten. De urgentie daartoe zien we al maanden. De nieuwe generatie VVD-politici steekt hun enthousiasme over hernieuwde samenwerking met de PVV niet onder stoelen of banken. Links moet daarom helder zijn over diens eigen principes. Alleen een “Nee” tegen extreem-rechts uitroepen is niet genoeg, want wat willen we dan wél? Wat mij betreft, zijn dat radicaal linkse principes.
De term radicaal heb ik de afgelopen jaren verschillende keren negatief weggezet zien worden. Het zijn echter altijd radicale groepen geweest die het meeste werk verzetten in het aanpakken van maatschappelijke misstanden. Afgeleid van het Latijnse woord voor "wortel", is radicaal de erespeld voor een persoon die de diepgravende analyse oppakt en systeemkritiek uitoefent. Radicalen werken vaak als een molenpaard. Ze bezorgden ons de 8-urige werkdag, algemeen kiesrecht en de afschaffing van de slavernij. Hun confronterende stijl is functioneel om de samenleving aan het denken te zetten en burgers positie te laten bepalen. En alleen bij de gratie van het radicale standpunt kan een gematigd veld opkomen. De oppervlakte is waar een gematigd persoon zich positioneert, met de nadruk op “vlak” en “matig”. De analyse van een zogenaamd gematigd persoon is vaak oninteressant, omdat we alle relevante informatie al van de radicalen hebben gehoord. Op het feest van herkenning drinkt de radicaal vervolgens op de lafheid van het politieke midden.
Want de middelmatigheid blijft nooit lang ongestraft. Zo zien we dat jaren van gezellig polderen en neoliberalistisch opschuiven naar rechts, het politiek midden deed imploderen. Partijen als de PvdA verloren naast hun ideologische veren ook hun kiezers. “Waar staan jullie nog voor?”, echoot het door de gangen van het parlementsgebouw. De sociaaldemocratische beweging kan nu de kans grijpen haar bestaansrecht wederom aantonen. Door radicaal links te zijn. Of niet te zijn.