Geweldsretoriek Geert kan electoraal riskant voor hem zijn
“Geert Wilders brengt democratie en rechtsstaat in gevaar,” aldus PvdA-voorzitter Hans Spekman in februari in NRC Handelsblad. Zolang Wilders geen wet overtreedt is het oordeel daarover aan kiezers. Als kiezers zijn democratische geloofsbrieven ook betwijfelen heeft Wilders een probleem.
“Dan komt er een revolte.” Dat zei PVV-leider Wilders op een persconferentie op 29 januari als antwoord op zijn eigen vraag: ‘wat zou er gebeuren als ik straks de grootste ben en andere politici willen niet met mij samenwerken?’ Later zei hij dat hij geen revolte wilde, maar ‘opstand’ vreesde. Hij hoopte dat die ‘democratisch en geweldloos’ zou verlopen. Slechts een waarschuwing? Schrijver en journalist Bert Wagendorp gelooft er niets van, blijkens zijn column in de Volkskrant van 11 februari: “Nu zegt Wilders dat hij niet dreigde met een revolte, maar er juist voor waarschuwde. Een moeilijke stijlfiguur, vond Diederik Samsom, maar zo moeilijk is die niet. De maffia past hem al eeuwenlang met veel succes toe bij het afpersen: dringend waarschuwen voor brand in de tent.” NRC Handelsblad zag er de dag ervoor een ander strafbaar feit in: Wilders is de eerste Nederlandse politicus die ‘sinds Pieter Jelles Troelstra (SDAP) in 1918 oproept tot revolutie’. Ook een ernstig delict. Niettemin vervolgde de krant luchtig dat Wilders’ woorden terecht niet serieus worden genomen, want ze passen ‘in het daderprofiel van de populist die leeft van aandacht van de media’.
Gezellig Diezelfde krant interviewde vervolgens vier kiezers die zij al jaren volgt. Twee ervan stemmen PVV. Geconfronteerd met het scenario dat die partij de grootste zou worden en andere er niet mee zouden samenwerken benadrukte de ene dat hij ‘tegen geweld’ is. De ander sprak: “Als dat gebeurt zal er bij mij wel wat knappen, denk ik.” Dat kan nog gezellig worden. Al dan niet dankzij Wilders.
Wilders maakte het al zo gezellig met #kominverzet. Volgens Spekman leidt die oproep tot belemmering van vergaderingen over asielopvang: “Er worden milities opgericht (…) om (…) op vergaderingen te voorkomen dat mensen kunnen spreken. (…) Dat leidt tot het afknijpen van democratische processen. Ik spreek raadsleden (…) wier kinderen zelfs worden bedreigd.” En Wilders maakte het ook gezellig met ‘verzetsspray.’ Publicist Marcel Duyvestijn schreef op 10 februari in Het Parool over het uitdelen van die spray: “Je zou kunnen zeggen dat dit het begin is van het uitdelen van wapens aan het volk. Eerst de woorden. Dan de wapens. Het is de vraag wanneer meneer Wilders echt die grens oversteekt en geweld goedpraat of daar zelfs toe aanzet.” Voor de goede orde: zorgen over immigratie- en integratieproblemen zijn deels begrijpelijk en conflict over het oplossen daarvan kan nuttig zijn – zolang partijen afzien van geweld. En van dreigementen, van oproepen tot revolutie, en van het uitdelen van wapens. Dreigt er geweld, dan moeten politie en justitie optreden. Dreigt er geen geweld, dan is het oordeel aan de kiezers. Kiezers Van belang in dat laatste geval is het oordeel van kiezers die overwegen PVV te stemmen. Vinden zij Wilders ‘democratisch’? En speelt dat oordeel een rol in hun beslissing om al dan niet een PVV-stem uit te brengen? Dat is onbekend. Wel zijn er aanwijzingen in onderzoek van Sjoerdje van Heerden, Linda Bos, Wouter van der Brug, Rachid Azrout, Meindert Fennema, Jean Tillie en mijzelf (allen UvA). Van Heerden ontdekte dat Wilders electorale schade leed indien hij in de media ‘fascist’ of ‘nazi’ werd genoemd. Dat is natuurlijk niet hetzelfde als de vraag hoe democratisch Wilders is. Bovendien werd het effect kleiner over tijd, om na 2006 zelfs helemaal te verdwijnen. Wel wijst dit op potentiële kwetsbaarheid van Wilders als zijn democratische geloofsbrieven betwist worden. Bos en Van der Brug zagen een sterk verband tussen hoe ‘legitiem’ de PVV was in de ogen van kiezers en de kans dat die kiezers in 2006 op die partij stemden. Hoe meer die kiezers verwachtten dat de PVV de democratische spelregels zou overtreden, des te kleiner de kans dat zij PVV stemden. Opnieuw een aanwijzing dat Wilders’ obstructie van democratische processen slecht zou vallen. Azrout en ik bouwden voort op deze studies. In 2013 en 2014 stelden we een representatieve steekproef van 1.379 kiezers onder andere vier vragen die samen een betrouwbare ‘legitimiteit’-schaal vormen. Opnieuw bleek mediaberichtgeving van invloed op stemkeuze. En opnieuw was van groot belang hoe legitiem kiezers de PVV vonden. Die legitimiteit was geenszins onveranderlijk. Antidemocratisch Deze en andere onderzoeken suggereren dat veel kiezers partijen mijden die het in hun ogen niet zo nauw nemen met de regels van onze democratie. Van der Brug, Fennema en Tillie noemden dit als een hoofdreden voor de variatie in succes van anti-immigratiepartijen in Europa. Bijvoorbeeld: de Centrumpartij werd in de jaren ’80 niet gezien als ‘democratische’ optie, en de PVV nu wel. Nog wel. Belangrijk is hier het onderscheid tussen antidemocratisch en anti-elite. ‘Antidemocratische’ retoriek is tegenwoordig niet bon ton, terwijl het met ‘anti-elite’-retoriek juist gemakkelijk scoren is. Immers, er bestaat in ons land, ook onder PVV’ers, een overweldigende steun voor ‘democratie.’ Steun die voor welke ‘elite’ dan ook niet snel te vinden is – ongeacht wat onder die begrippen wordt verstaan. Het is logisch dat Wilders provoceert om in de publiciteit te blijven. Zolang hij als legitieme optie wordt gezien helpt media-aandacht hem om kiezers te mobiliseren. Voorlopig staat hij dan ook hoog in de peilingen. Maar met geweldsretoriek moet Wilders oppassen. Zodra bij zijn achterban vragen rijzen over zijn democratische geloofwaardigheid zou een flink deel wel eens kunnen afhaken. Dan komt er geen revolte. Dan komt niemand in verzet. Dan komt er een gemarginaliseerde PVV.