Tijdens de formatie zoemde het woord ongrondwettelijk voortdurend rond beleidsvoornemens van de PVV van Geert Wilders. Die voorstellen komen van een partij zonder leden en met weinig respect voor wet en democratie. Hoe wettelijk en hoe wenselijk is zo’n partij eigenlijk?
Nederlanders stemden massaal op een partij waarin leden niets in te brengen hebben en peilingen voorspellen dat ze dat nu nog veel massaler zouden doen. Maar verschillende doelen van die partij negeren zelfs de elementaire basis van onze rechtsstaat, de grondwet. In de onderhandelingen laat Geert Wilders zulke doelen met tegenzin los, maar als partijstreven blijven ze overeind. Dat maakt de partij tot een voorportaal voor een autocratische regering en de Nederlandse democratie kwetsbaar. Machtshongerige beoogde coalitiepartners zitten erbij, kijken ernaar en rommelen hooguit wat in de marge.
Wettelijk en wenselijk
In tegenstelling tot Duitsland - waar de PVV verboden zou zijn - laat de Nederlandse wet een politieke partij zonder leden toe. De wetgever wil zo de drempel voor deelname aan het democratisch proces zo laag mogelijk houden.
“Zolang de toegang tot het speelveld vrij is, is het niet nodig de structuur van een partij dwingend vast te leggen. Organisatievrijheid impliceert dat kiezers niet alleen wat betreft de inhoud (het programma) maar ook qua vorm (de organisatiewijze) een zo groot mogelijke vrijheid dienen te hebben om zich in een partij aaneen te sluiten – zelfs wanneer dat laatste zou betekenen dat een partij geen leden wenst toe te laten en haar bestaansrecht uitsluitend uit de steun van de kiezers blijkt”, schreef politieke-partij expert prof. dr. Gerrit Voerman, directeur van Documentatiecentrum NPP van Rijksuniversiteit Groningen vorig jaar nog.
Verbod is omstreden
Daar kun je vraagtekens bij zetten want een dergelijke structuur vergroot ook het risico van partijdoelen die de democratie en de rechtsstaat ondermijnen. In het klaarliggende voorstel voor de nieuwe Wet Politieke Partijen is ook een verbodsartikel opgenomen.
Nu kan de rechter een politieke partij alleen verbieden als een partij in strijd met de openbare orde handelt. Dat is een breed en vaag begrip. In plaats daarvan maakt de Wpp een partijverbod mogelijk wanneer een partij de democratische rechtsstaat wil ondermijnen of afschaffen. Maar juist tegen dit verbodsartikel is er veel weerstand.
Saillant is bijvoorbeeld een uitspraak van Paul Cliteur, emeritus hoogleraar en voormalig fractievoorzitter van Forum voor Democratie in de Eerste Kamer: "Partijverboden zijn heel goed te rechtvaardigen in totalitaire samenlevingen. Daar behoren ze tot de vaste gereedschapskist van de overheid. Maar in een democratie moeten alle partijen mee kunnen doen aan het politieke debat."
Volgens Cliteur is er één situatie waarin een partijverbod wél te rechtvaardigen is: als een partij het expliciete doel heeft om de democratie af te schaffen.
Maar het lijkt nogal naïef om er vanuit te gaan dat een partij die werkelijk dat doel nastreeft, dat ook openlijk zou aankondigen. Vooral in een ledenloze partij zonder interne democratie is het niet ondenkbaar dat na verkiezingswinst er ineens een heel andere wind opsteekt.
Station al gepasseerd?
Het voorstel voor de Wpp moet nog naar de Kamer. Met de gure oostenwind die inmiddels is opgestoken is het maar de vraag of een verbodsartikel daar overleeft. Een Wpp zonder verbodsartikel is echter een open deur naar een democratisch uitgevoerde zelfmoord van de rechtsstaat. Zover is het nog niet. De onderhandelaars zouden daarom wel wat meer aandacht aan de standpunten over het wetsvoorstel mogen geven, net zoals de kiezers wanneer het op nieuwe verkiezingen aankomt.
Eerder verschenen op duurzaamnieuws.nl