De eerste keer dat ik met de politie in aanraking kwam staat in m’n geheugen gegrift. Almere, bushalte Stedenwijk-midden, begin jaren 90. Ik was 13. Na schooltijd was ik nog bij een vriend thuis geweest en stond nu bij de halte op de bus naar huis te wachten. Een politieauto kwam de busbaan over gesuisd, ging vol op de rem, twee agenten stapten uit. Zakken leegmaken, kreeg ik gecommandeerd. Er was iemand in de wijk beroofd en ik voldeed aan het signalement. Nog voor ik zoals opgedragen m’n zakken kon leegmaken had de ene agent me met m’n gezicht tegen het raam van het bushokje geduwd, een hand stevig in m’n nek, terwijl hij me met zijn andere hand fouilleerde. De andere agent keerde de inhoud van m’n schooltas om op straat. Nadat ze uiteraard niet vonden waar ze naar zochten stapten ze zonder nog naar me om te kijken de auto weer in en reden weg. Het geheel was gadegeslagen door een ouder stel dat ook de bus zat te wachten. Ze kunnen maar beter het zekere voor het onzekere nemen, wist te vrouw me te vertellen terwijl ik trillend op m’n benen en met m’n hart kloppend in m’n keel m’n schriften terug in m’n tas stopte.
Mijn meest hardhandige ontmoeting met de politie volgde een kleine tien jaar later. Na een auditie in de Wisseloord Studio’s was ik afgezet op station Hilversum-Noord. Een koude, druilerige dag. Ik zat in de kraag van m’n jas gedoken en een pet over m’n gezicht getrokken te wachten op een van de weinige treinen die op het station stopten. Drie agenten kwamen het spoor op, liepen recht op me af, genoeg reden om direct te verkrampen. Wie ze zochten en waarom heb ik nooit gehoord, maar ik voldeed opnieuw aan het signalement. Of ik me kon legitimeren. Dat kon ik, maar maakte de fout iets te snel op te staan om m’n rijbewijs uit m’n portemonnee te kunnen pakken. Voor ik het wist was ik tegen de tegels van het perron gesmeten en zat een van de agenten met een knie in m’n nek op m’n rug. Na een grondige controle van m’n rijbewijs kreeg ik een halfzacht excuus en de opmerking dat ik niet leek op de naam op dat roze papiertje.
Al ruim voor die eerste aanvaring had ik geleerd dat er plekken buitenshuis zijn waar ik m’n houding moet aanpassen. Krijg vaak genoeg de vraag waar je écht vandaan komt en je weet één ding zeker: je komt ergens vandaan waar je er nooit helemaal bij hoort. Waar een winkel uitlopen zonder iets te kopen bij voorbaat verdacht is. Waar mensen hun tas net wat steviger vasthouden wanneer je langsloopt of tegenover hen wil gaan zitten in het openbaar vervoer. En dus sta je ondanks dat je in die winkel niet kon vinden wat je zocht toch maar weer bij de kassa iets onbenulligs af te rekenen. Blijf je staan in de bus of trein omdat je weet dat de spanning te snijden is als je gaat zitten. Na dat eerste contact met agenten kwam daar nog bij: de politie, daar loop je met een grote boog omheen.
Tussen de twee bovenstaande confrontaties met politieagenten zitten meer aanvaringen dan ik kan tellen. Omdat je op de verkeerde plek loopt, op het verkeerde bankje zit, op het verkeerde pleintje hangt omdat je weer eens aan de deur van de kroeg geweigerd werd en toch iets moet doen met je vrienden. Zo hardhandig als die tweede is het nooit meer geworden en naarmate ik ouder werd, werd het aantal staande houdingen wel minder. Van meermaals per week, naar wekelijks, maandelijks, een paar keer per jaar. Maar het is nog altijd niet gestopt. Vorige maand nog wilde ik tijdens een thuiswerkdag een rondje door het park wandelen toen ik vanuit een langsrijdende politieauto grondig werd bekeken. Nadat ze een tweede keer langsreden en hetzelfde deden wist ik al hoe laat het was en liep terug naar huis. Ik hoorde de auto weer achter me en alle alarmbellen gingen af. Niet veel later kreeg ik dan toch weer te horen dat ik aan een signalement voldeed, een signalement dat blijkbaar uit niet veel meer bestond dan “zo’n jas, en een petje”. Terwijl ik na afloop wegliep plaatste ik een foto met de agenten nog op de achtergrond in m’n Instagram Story. Ik probeerde er een grap van te maken, maar ik kookte van woede.
Die woede voelde ik maandagavond ook bij het zien van Verdach t, de 2Doc van filmmaakster Nan Rosens in samenwerking met Controle Alt Delete. Woede, ook om het onrecht dat uitgaat van er keer op keer uitgepikt worden om niets meer dan je biculturele uiterlijk, maar vooral ook woede om het gevoel van onmacht waarmee dat gepaard gaat. Weten dat je het wel moet ondergaan, omdat de gevolgen van je verzetten of simpelweg net iets te mondig zijn niet opwegen tegen die paar minuten vernederd worden door het instituut dat er is om je te beschermen. Etnisch profileren is een probleem. Dat blijkt niet (alleen) uit het anekdotische bewijs uit Verdacht of wat ik hierboven beschreven heb, niet (alleen) uit praktijkvoorbeelden van prominente Nederlanders-met-een-kleurtje als Ahmed Marcouch , MC Typhoon of keeper Kenneth Vermeer , maar vooral ook uit interne onderzoeken van de Nationale Politie zelf. Maandag werd in een zaaltje in Almere, mijn eigen woonplaats, een voorvertoning gehouden van Verdacht. Slechts één politieagent nam de uitnodiging aan die voorvertoning bij te wonen. Slechts één agent was bereid zich te laten confronteren met de gevolgen van acties uit het veld. Ik vrees dat we nog een lange weg te gaan hebben.