Stel je voor dat je een zoontje hebt. Hij gaat voor het eerst naar school. Hij heeft nieuwe kleren, een eigen rugtas en een eigen broodtrommel. Helemaal trotst laat je hem achter in de klas voor z'n eerste schooldag. Maar als je hem die middag ophaalt, is hij verdrietig. Wat blijkt? Hij is gepest door een grotere en sterkere jongen genaamd Isaac.
Ook de volgende dag blijkt je zoon te zijn gepest door Isaac, net als de dag daarna. Als je bij de leraar informeert, geeft die als antwoord dat het een veilige en geordende school is, met nette kinderen, dus als je zoontje is gepest zal hij het er zelf naar hebben gemaakt.
Het volgende jaar komt je zoontje weer in de klas met Isaac. En ook het jaar daarna en het jaar daarna. Het getreiter gaat door, en elke keer kijkt Isaac daarbij naar de leraar, maar die grijpt niet in. Hierdoor is het getreiter verergerd in vernedering. Ook worden er inmiddels spullen van je zoontje gestolen, evenals z'n brood. Daarnaast wordt hij geschopt en geslagen. Nog steeds wordt er niet ingegrepen, maar als je zoontje Isaac terugslaat krijgt hij straf.
Wanneer je zoontje in groep acht komt, weet hij niet beter of hij is z'n hele leven lang gepest door de grotere, sterkere jongen. Dan knapt er iets in hem. Op een zekere dag pakt hij een stoel en slaat die met volle kracht tegen het hoofd van Isaac. Isaac valt achterover, heeft een gigantische scheur in z'n kop, en een zware hersenschudding. Isaac staat op en slaat jouw zoon tot moes: gebroken neus, gebroken oogkassen, gebroken kaak, tanden uit de mond en ga zo maar door. Je zoontje is op sterven na dood.
Als je de leraar vraagt waarom die niet heeft ingegrepen, zegt die: 'Zelfverdediging! Als ik had ingegrepen, was er geen Israël meer geweest.'
NB Inmiddels is de leraar gepromoveerd tot schooldirecteur.