Als samenleving hebben wij er belang bij dat er tegenover de macht van de werkgevers een sterke vakbeweging is
Het dalende ledental van de vakbeweging is niet alleen een probleem van hen, maar van ons allen. Natuurlijk is er van alles aan te merken op het beleid van de vakbeweging en zullen ze hun koers (moeten) heroverwegen. Maar als het evenwicht in de economie weg is, heeft de overheid ook een verantwoordelijkheid om die te herstellen en dus te bevorderen dat er een sterke vakbeweging staat tegenover de macht van de werkgevers.
De vakbeweging verliest 90.000 leden. De statistieken van het CBS laten zien dat deze daling past in een trend van veertig jaar. En toch was het afgelopen week weer groot nieuws. Elk jaar wordt daarbij ook fijntjes gewezen op de vergrijzing van het ledenbestand. Het wijzende belerende vingertje staat er nog net niet bij afgebeeld, maar de impliciete boodschap is: jullie hebben een probleem, jullie zijn niet representatief, jullie zijn niet meer relevant. En de werkgevers doen daar hard aan mee.
Opmerkelijk is dat elk jaar wordt verzwegen dat bij de werkgevers dezelfde rigoureuze daling te zien is. Tot de jaren 90 was 90% van de werkgevers georganiseerd in een werkgeversvereniging. Inmiddels is dat percentage gedaald naar 45,1% blijkt uit cijfers van TNO, nagenoeg dezelfde halvering. Bij de SER, de Sociaal Economische Raad, wordt op de website tot op de dag van vandaag vermeld dat 90% van de werkgevers georganiseerd is. Drie maanden geleden hebben wij hen om opheldering gevraagd; tot op heden wordt er niet gereageerd. De keizer heeft geen kleren, maar nog niemand die het weet.
Natuurlijk maken wij ons niet zo’n zorgen om de organisatiegraad van de werkgevers, want hun invloed is nog altijd ongekend. Maar het is niet toevallig dat ze de halvering van hun ledental angstvallig stilhouden. Daarmee is het probleem van de vakbeweging overigens niet minder groot, maar het is wat ons betreft toch minder alleen hun probleem. En daarom moeten we ook niet alleen de oorzaak zoeken in het gevoerde beleid van die vakbeweging.
Als samenleving hebben wij er belang bij dat er tegenover de macht van de werkgevers een sterke vakbeweging is. De geschiedenis leert ons ook dat langere periodes van welvaart door de overheid werden ingeluid met versterking van de positie van de vakbeweging.
Thatcher en Reagan deden in de jaren tachtig het omgekeerde. De vakbeweging werd niet versterkt, maar juist aan banden gelegd om de positie van de werkers te verzwakken en het neoliberalisme tot bloei te laten komen. En in Nederland zien we daarvan ook de gevolgen. We kunnen objectief vaststellen dat de vakbeweging er niet in is geslaagd de afgelopen veertig jaar voldoende invloed uit te oefenen op de belangrijkste economische ontwikkelingen. De aandeelhouders hebben hun inkomen in deze periode tien keer harder zien stijgen dan het inkomen van de werkenden. De arbeidsinkomensquote daalde aanzienlijk. Als gevolg van de doorgeslagen flexibilisering heeft inmiddels 40% van de werkenden een onzeker contract. Werkers zijn in plaats van collega’s, in een race naar beneden, concurrenten van elkaar geworden.
In die race naar beneden zoeken werkgevers meer en meer naar wegen om buiten die ‘niet-representatieve’ en ook nog eens ‘lastige’ vakbeweging zaken te doen. Door arbeidsvoorwaardenregelingen af te sluiten met, afhankelijke, ondernemingsraden of met de, van werkgevers financieel afhankelijke, zogenoemde, gele bonden als het AVV en het LBV. In ons wettelijk systeem is dat namelijk mogelijk, ongeacht het aantal werkers dat ze vertegenwoordigen. Daarmee hebben we een systeem dat bonden met de lafste eisen beloont. Als de onafhankelijke bonden daarin niet meegaan, staan ze buitenspel. Waarom is dit mogelijk? Als hierop niet wordt ingegrepen, worden de onafhankelijke bonden meer en meer gedwongen zich gematigd op te stellen, en dat versterkt in alle opzichten de race naar beneden.
Wat ons betreft is het dan ook de hoogste tijd dat de overheid niet meedoet met het wijzende vingertje naar de vakbeweging, maar ingrijpt. We hebben met zijn allen belang bij een sterke onafhankelijke vakbeweging tegenover de onevenredig grote invloed van de werkgevers. Een sterke vakbeweging, die de arbeidsinkomensquote weer op niveau brengt en de flexibilisering om zeep helpt. Daarom bepleiten wij: -dat CAO’s met afhankelijke gele bonden en ondernemingsraden verboden worden, -dat de onafhankelijke bonden het wettelijke recht krijgen op toegang tot bedrijven om onder werktijd vakbondswerk te doen, ook daar waar nog geen of weinig leden zijn, -dat de vakbeweging, als stimulans, meer zeggenschap krijgt in bedrijven en organisaties, als meer dan 33% van de werkers zich heeft georganiseerd.
Wij zullen de komende tijd voorstellen met deze strekking indienen. En natuurlijk hebben wij een mening over het beleid en de aanpak van de vakbeweging. En natuurlijk zien wij graag een nog actievere vakbeweging. Maar daar gaan de leden van de vakbeweging zelf over. Wij roepen iedereen op zich aan te sluiten en actief te zijn.