De oorlog, die gepaard ging met een gigantische, cynisch makende en wantrouwen wekkende propagandacampagne gericht op het eigen publiek, heeft immense schade berokkend
Het vorige week verschenen Chilcot rapport over de Britse betrokkenheid bij de oorlog tegen Irak toont eens te meer het immense echec dat dit onbezonnen buitenlandse militaire avontuur is geworden. Het getuigt van morele armoede dat hoofdrolspelers dertien jaar na de misdadige keuze om Irak binnen te vallen nog altijd geen serieuze verantwoording hebben afgelegd.
In Irak worstelt men dagelijks met de gevolgen van de illegale Amerikaans-Britse interventie. Vorige week nog kwamen bij een aanslag in Bagdad bijna driehonderd mensen om het leven. Ook deze week zijn er weer tientallen doden te betreuren in de hoofdstad en elders. Niemand twijfelt eraan dat ook in de nabije toekomst grootschalig geweld een dagelijkse realiteit zal zijn in het getergde land. Het is niet gemakkelijk precies vast te stellen hoeveel doden er zijn gevallen door de invasie en de bezetting en burgeroorlog die er op volgden, maar schattingen lopen op tot meer dan een miljoen. Miljoenen anderen moesten vluchten voor het geweld.
Voorstanders van oorlog hebben zich altijd verscholen achter het argument dat men vooraf niet kon weten dat het zo uit de hand zou lopen. Het Chilcot rapport maakt korte metten met die naïviteit. Op niet mis te verstane wijze stelt het rapport dat de Britse premier Blair in de periode vóór de invasie volledig op de hoogte was gebracht van de mogelijke gevolgen in Irak. Gewaarschuwd werd dat de val van het regime zou kunnen leiden tot het oplaaien van sektarisch geweld, wat bij zou dragen aan de opkomst van extremisme in het land. Tegen de achtergrond van het huidige geweld van Islamitische Staat in Irak en later ook in Syrië, dat inmiddels ook Europa heeft bereikt, is dit een extra wrange conclusie.
Andere bevindingen van Chilcot laten qua helderheid eveneens weinig te wensen over. Het maar liefst 2,6 miljoen woorden tellende rapport concludeert onder andere dat de Britse regering koos voor interventie voordat alle vreedzame opties waren uitgeput. Premier Blair beloofde hoe dan ook steun aan de Verenigde Staten te geven. Verder heeft het Verenigd Koninkrijk door gebrek aan steun voor militaire actie het gezag van de Veiligheidsraad van de VN ondermijnd. De planning voor na de val van het regime van Saddam Hoessein was geheel en al ontoereikend. De omstandigheden waarin werd besloten dat er een juridische basis was, waren verre van toereikend. Tenslotte concludeert Chilcot dat de ernst van de bedreiging die de massavernietigingswapens van Irak vormden door premier Blair werd gepresenteerd met een stelligheid die niet gerechtvaardigd was.
Deze bevindingen komen in grote lijn overeenkomen met eerdere Britse onderzoeken, maar ook met het Nederlandse Davids rapport uit 2010. Wat dit laatste, leugenachtige aspect bijvoorbeeld betreft, stelde Davids dat de Nederlandse inlichtingendiensten zich terughoudender opstelden over de dreiging die uitging van de massavernietigingswapens dan CDA- en VVD-bewindslieden deden in de communicatie met de Tweede Kamer. En ook: uit de rapporten van de inlichtingendiensten werden door ministers slechts die uitspraken gedestilleerd die pasten in het reeds ingenomen standpunt.
Het beeld is helder. Op hoog niveau – allereerst in Washington – werd besloten tot oorlog. De rechtvaardiging werd er vervolgens bij bedacht. In jargon, zoals uit een al eerder gelekt officieel Brits overheidsdocument bleek: ‘the intelligence and facts were being fixed around the policy.’ Een volgzame pers droeg vervolgens een steentje bij om de oorlog ook aan het grote publiek te verkopen.
Bij die verkoop ging het overigens mis, want op grote schaal prikte men, al in de maanden vóór de oorlog, door de leugens en het bedrog over onder meer massavernietigingswapens heen. De grootste anti-oorlogsdemonstratie uit de geschiedenis, waarbij vele miljoenen mensen in honderden steden over de hele wereld de straat op gingen, was het resultaat. Ook in Amsterdam was er een grote demonstratie. Deze demonstranten bevroedden al dat het werkelijke massavernietigingswapen in Irak de Amerikaans-Britse oorlogsmachine zelf zou zijn.
Het is zeer te hopen dat lessen worden geleerd uit de bevindingen van Chilcot, maar de verwachtingen zijn bepaald niet hooggespannen. Incompetente westerse leiders hebben al eerder aangetoond niets van Irak te hebben geleerd. In 2011 werden namelijk vergelijkbaar ernstige fouten gemaakt in de NAVO-oorlog tegen Libië. Daar vloeide toen geen bezetting uit voort, maar ook in dit geval was er in het geheel geen plan voor het Libië na regime change. Na de brute moord op Kadhafi ontaardde ook dit land in een gewelddadige chaos waarin zwaarbewapende milities aan de touwtjes trekken. Een effectief staatsgezag is geheel verdwenen, waar Al Qaida en Islamitische Staat de vruchten van plukken.
Bijzonder cynisch is hier overigens dat, net als eerder in Irak, de gevolgen van het eerdere westerse militaire optreden vervolgens aanleiding vormen om opnieuw militair in te grijpen. In westerse hoofdsteden liggen de plannen immers al klaar om ook Islamitische Staat in Libië aan te vallen. Dat raakt aan het waanzinnige. Het is immers een recept voor permanente oorlog – een oorlog die, gezien het zijn eigen vijanden voortbrengt, per definitie onmogelijk te winnen is.
Terug naar Irak. De oorlog, die gepaard ging met een gigantische, cynisch makende en wantrouwen wekkende propagandacampagne gericht op het eigen publiek, heeft immense schade berokkend. Naar aanleiding van het verschijnen van het Chilcot rapport gaan daarom terecht meer en meer stemmen op voor het zetten van stappen richting vervolging van de hoofdrolspelers. Gelukkig is het daarvoor nog altijd niet te laat.