Het is 06.26 AM op Tweede Kerstdag. Ik sta voor de zoveelste keer deze week met een baby in mijn armen. Deze keer langs een drukke weg achter het vliegveld. De zee klotst aan mijn voeten en achter me hoor ik de propellers van een toestel draaien. Bij de Griekse luchthaven van Lesbos landden die dag uiteindelijk meer rubberen boten met vluchtelingen dan vliegtuigen. ‘Landden’, dat is inmiddels jargon in de vrijwilligersscène. We willen ons werk net zo precies doen als vliegtuigpersoneel. Want het heeft grote voordelen als mensen droog aan wal komen. Daarover leer ik later die dag meer.
De operatie van ons Mytilini-team van Stichting Bootvluchteling loopt die ochtend gesmeerd. Hugo, onze piloot in de medische bus, weet ons precies op het juiste moment en de perfecte plek te droppen om de boten binnen te halen. Die ochtend landt onze crew 10 boten. Gemiddeld zitten er zeker 50 mensen in zo’n boot en als je dat dus bij elkaar optelt, hebben we die dag zeker 500 handjes geschud. Dat voelt als een fijne score, maar inmiddels bekruipt mij ook een dubbel gevoel bij zo’n prestatiestunt. Het is fijn dat je zoveel mensen een klein beetje hebt kunnen helpen, maar waar moeten ze heen? Hoe moeten ze verder? En gaan ze het überhaupt wel redden?
Samen met collega Sybilla die ook Arabische spreekt, ga ik die middag langs bij één van de grotere kampen in Moria waar alle vluchtelingen zich moeten registreren. We hebben foldertjes mee waarop uitgebreide reisinformatie staat hoe ze naar hun land van bestemming kunnen afreizen. De teksten zijn vertaald in drie talen: Arabisch, Urdu en Farsi en op het formulier kun je zelfs met je smartphone een code scannen zodat de informatie gelijk op je telefoon staat. We hebben veel mensen aan wal hun smartphone uit 10 lagen plastic zien peuteren, dus we hebben goede hoop dat deze missie gaat slagen.
Minder menselijk Het opvangkamp bij Moria, een voormalige gevangenis, ziet eruit als een sloppenwijk in Bombay. Vluchtelingenkampen zijn plekken waar je je ergste vijand nog geen nacht naartoe wil sturen. Laat staan dat je er nat en vies aankomt en je er met je kinderen moet gaan slapen. Ik merk ook iets vreemds bij mezelf op. Vergeleken met een paar uur geleden lukt het me minder goed om me in hun situatie te verplaatsen, hoewel het nog steeds dezelfde mensen zijn die ik slechts een paar uur geleden op het droge trok. Het is de omgeving waarin ze verblijven die hen minder menselijk maakt.
We ontmoeten een jongen die zegt afkomstig te zijn uit Syrië. Hij heeft zich met zijn bonnetje met de datum van vandaag erop gemeld bij de vrijwilligerstent. “Wat nu?” We hebben geen idee, maar we leren snel dat dit slechts zijn aankomstdatum is. Pas wanneer deze datum op ‘het bord’ verschijnt, wordt hij opgeroepen zich te registreren en dat kan wel een paar dagen duren. Sybilla en ik moeten beiden even slikken voordat we dit aan hem vertellen en besluiten hem wegwijs te maken in het kamp, maar onderweg naar het Iraakse en Syrische gedeelte wordt de jongen onrustig. Hij is niet Syrisch, maar Marokkaans, biecht hij op. Dat is inderdaad geen goed nieuws. Kort daarvoor vertelde een vrijwilligster van het kamp ons dat Marokkanen soms liegen over hun afkomst in de hoop dat ze zich mogen registreren. Bij de registratie vallen ze dan door de mand en dan is het geen exit Griekenland maar inchecken in de gevangenis van Athene. Een team aan veldwerkers in het kamp probeert deze jongens ervan te overtuigen dat ze beter de waarheid kunnen vertellen. Soms worden ze zelfs opgenomen in het vrijwilligersteam zodat ze iets langer de tijd hebben om na te denken over hun vervolgplan.
We zien angst in de ogen van de jongen. Sybilla vertelt hem dat hij beter niet kan liegen. Maar wat nu? We willen een tent voor hem kopen zodat hij tenminste kan slapen vanavond. Een Griek wil er eerst 30 euro voor hebben, maar voor die prijs zouden we deze krakkemikkige uitvoering zelfs niet mee willen nemen naar Lowlands. Sybilla gooit haar Grieks in de strijd en krijgt het ding uiteindelijk gratis mee. De verkoper kreeg medelijden met haar omdat ze hem vertelde het anders zo zielig te vinden voor de jongen. In Griekse termen van armoede was het ding dus blijkbaar ineens niets meer waard.
De angst en woede van de vluchteling Dan stuitten we ineens op een beroemdheid in het kamp. Ik herken hem gelijk aan zijn grijze baard, brede postuur en Chinese ogen. Het is de kunstenaar en activist Ai Wei Wei. Wanneer ik thuis zijn meest recente interview opzoek, zie ik dat hij nog niet eens zo lang op vrije voeten is. Hij kreeg begin december na vier jaar eindelijk zijn paspoort terug, vertrok naar Berlijn en bezoekt nu dus zijn vrienden in Moria. Als er iemand de angst en woede van de vluchteling kan begrijpen dan is hij het wel.
Ai Wei Wei groeide op in een arm gezin. Naar eigen zeggen kon hij pas op zijn 15de voor het eerst douchen en tandenpoetsen want zijn familie woonde in een grot. Daar groeide hij op met groot gevoel voor eerlijkheid en rechtvaardigheid. Jarenlang stond Wei Wei onder toezicht van de Chinese overheid. Hij werd 24 uur met camera’s bewaakt en zelfs wanneer hij naar de wc moest, werden er bewakers meegestuurd tot aan de toiletpot. Maar Wei Wei vocht terug met hetzelfde wapen dat de Chinese overheid tegen hem gebruikte. Hij bestelde ook een zooitje camera’s en hing die op boven zijn bed, voor zijn computer en in zijn tuin. Zo kon iedereen live meekijken met wat hij iedere dag deed. Daarmee maakte hij van de kijker een indringer en bracht ook de boodschap over dat hij niet bang was voor het regime:
“Juist door alles te laten zien, beschadigde ik ze op hun allerergst. Eerst smeekten de bewakers me alleen nog maar om mijn camera’s af te zetten: ik veroorzaakte te veel opschudding. Na drie dagen eisten ze dat ik de camera’s verwijderde.”
Ai Wei Wei vertrouwt de mensheid in zijn geheel nog wel, maar veel vertouwen in individuele figuren heeft hij niet meer zo. “Iedereen kan dramatisch veranderen onder invloed van de omstandigheden. Je kunt jezelf soms niet eens vertrouwen.”
Die Marokkaanse jongen vertrouwde zichzelf denk ik ook niet meer. Hij zag er een beetje ‘lost’ uit. Zijn omstandigheden hebben het wantrouwen in zichzelf ontwaakt. Ik heb met hem te doen nu ik in mijn warme bed lig en weet dat hij ergens in zijn koude tentje ligt. Zal het hem lukken onder die omstandigheden de juiste beslissingen te nemen en zijn zelfvertrouwen terug te winnen?