Vrijwel iedere journalist is tegenwoordig actief op Twitter om daar als eerste op te pikken wat er speelt. Die zucht naar snelheid zorgt voor uitglijders
Het tempo van de nieuwsgaring en -verspreiding is anno 2010 moordend hoog. Van journalisten wordt verwacht dat zij altijd als eerste het nieuws brengen. In dienst van deze snelheid zijn alle middelen geoorloofd, en geboden. Tegelijkertijd worden media afgerekend op dezelfde kwaliteitseisen als voorheen. Deze spagaat zorgt regelmatig voor mediarellen die wat onwerkelijk aandoen en een zeer vluchtig karakter hebben, maar symptomatisch zijn voor de veranderingen in de nieuwscyclus.
Het mislukken van de onderhandelingen over PaarsPlus was voer voor de twitterandici van Nederland: op Twitter was zeker een half uur eerder dan in reguliere media bekend dat de onderlinge verstandhouding verdwenen was. Hetzelfde zal ongetwijfeld de komende weken gelden als er een doorbraak in de formatiegesprekken komt.
Eerder dit jaar, in de nacht van 19 op 20 februari 2010, volgden enkele miljoenen Nederlanders via Politiek 24, Nederland 1, RTL 4 en Twitter de onvermijdelijke ondergang van het kabinet Balkenende-IV. Media buitelden over elkaar om de eerste te zijn met nieuwe ontwikkelingen. Frits Wester, die eveneens als eerste over de Dordtse Milly berichtte, wist via Twitter en RTL 4 als eerste te melden dat het kabinet gevallen was en verstevigde zijn positie als frontrunner op het gebied van interactieve journalistiek. Achteraf moest de NOS zich verantwoorden voor het feit dat zij het bericht niet eerder had gebracht. Zo bevond de NOS zich tussen twee onwenselijke uitersten: De traagheid van ouderwets hoor en wederhoor (of gebruik maken van meerdere bronnen) was in dit geval simpelweg niet verenigbaar met de snelheid van een medium als twitter. Wanneer de NOS zich wel had laten leiden door twitterberichten, en dit bericht was onjuist gebleken, was de kritiek nog veel groter geweest.
Het internet en de vele vrij beschikbare nieuwsbronnen hebben de omloopsnelheid van het nieuws drastisch doen toenemen. Vrijwel iedere journalist is tegenwoordig actief op Twitter, om daar als eerste op te pikken wat er speelt. Het gebruik van het kwettermedium nam spectaculair toe na onder andere de vliegtuigcrash van Turkish Airlines vorig jaar, toen de eerste nieuwsgaring gebeurde door een aantal ‘burgerjournalisten’ die ter plaatse foto’s maakten en het laatste nieuws verspreidden.
Het blijft echter oppassen met burgerjournalistiek. Tijdens het afgelopen WK haalde columnist Luuk Koelman het nieuws met een artikel waarin hij in detail beschreef hoe hij het Algemeen Dagblad in het ootje nam met zelfverzonnen scoops. Hij meldde zich aan als John Janssens en wist een rel te fingeren tussen bondscoach Bert van Marwijk en zijn Japanse collega Okada, die zelfs leidde tot vragen aan de ‘betrokkenen’. Bij het AD werd wel getwijfeld aan het waarheidsgehalte, maar toch werd overgegaan tot plaatsing. Koelman vatte het incident zelf als volgt samen: “Nieuws breng je snel, dat is in 2010 veel belangrijker [dan feiten checken].” Ook Belgische media vielen op dat moment door de mand: zij hadden een jaar lang berichten van een verzonnen onderzoeksbureau (van de makers van Man Bijt Hond) overgenomen.
Een bijkomend fenomeen is dat de grens tussen objectieve en subjectieve nieuwsgaring steeds verder vervaagt. De kracht van een medium als twitter is de razendsnelle verslaggeving over rampen, ongelukken of andere gebeurtenissen, die als ‘objectieve nieuwsgaring’ beschreven kunnen worden. In zo’n geval is de ‘simpele’ vorm van nieuwsgaring afdoende, en vaak vele malen sneller en efficiënter dan wachten op een verslaggever ter plaatse. Echter, een andere categorie nieuws, vooral in de politieke arena, heeft een inherent duidend karakter. In de verkiezingscampagne ontstond een race om na de debatten als eerste ‘de winnaar’ van het debat te claimen, daarmee implicerend dat ook dit een eenvoudig objectief vast te stellen feit is. Deze constructie (X wint debat, Y laat kabinet vallen) gaat vervolgens zijn eigen leven leiden: In blogs en kranten wordt vervolgens groots uitgepakt met de victoriekrans of de zwart piet, vaak slechts gebaseerd op een vlugge ‘twitterronde’. Waar dit medium juist zeer geschikt is voor zaken die weinig interpretatie behoeven, zijn er andere soorten nieuws waar overhaaste rapportage nadelig kan werken.
Het voor- en nadeel van internetjournalistiek is dat het snel gaat en zeer democratiserend werkt. Niet eerder was de afstand tussen de nieuwsconsument en producent zo klein, en niet zelden blijkt de rapporterende burger een belangrijke bron van actuele informatie. Het onderscheid tussen burgers en journalisten lijkt hiermee deels te verdwijnen. Foutieve beweringen op weblogs worden binnen de kortste keren door kenners van een vakgebied getoetst en verbeterd.
Maar op het moment dat de media nieuwe vormen van journalistiek toepast, moet er wel op worden gelet dat de wijsheid van de menigte geen verering van de amateur wordt. De klassieke functie van journalisten als ‘poortwachters’ naar informatie kan nu op talloze manieren worden omzeild. Aan journalisten de taak om zo goed mogelijk te filteren wat waar is en wat niet, en hun eigen standaarden hoog te houden. De meerwaarde van de gevestigde journalistiek is naar onze mening gelegen in inhoudelijke reflectie en betrouwbaarheid. Het gevecht om snelheid zal niet worden gewonnen, en het streven dat toch te doen zal ze juist verder marginaliseren.
De belangrijkste rol in het tijdperk van burgerjournalistiek is echter weggelegd voor de lezer. Om optimaal te kunnen profiteren van de snelheid en toegankelijkheid van de nieuwe media moet ook de lezer een meer zelfstandige, kritische rol aannemen. Hij moet bereid zijn berichtgeving met een korreltje zout te nemen, kritisch te zijn naar de bronnen die hem worden voorgeschoteld, en ook de bereidheid hebben om een journalist of redacteur die op zijn bek is gegaan die fout te vergeven.
Dit stuk is mede geschreven door Rogier Kievit. Melle van den Berg en Rogier Kievit zijn redacteur van speld.nl. Die website is gespecialiseerd in het fabriceren van nieuws en heeft vijf fact-checkers in dienst.