Het Internationaal Gerechtshof zou zelfs kunnen oordelen dat de discriminerende maatregelen van Israël een vorm van apartheid zijn.
Op vrijdag 19 juli zal het Internationaal Gerechtshof een nieuwe adviesopinie over de Israëlische bezetting geven, een zeer belangrijke uitspraak. De 15 rechters zullen de volgende twee vragen beantwoorden:
(A) Wat zijn de juridische gevolgen van Israëls voortdurende schending van het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk door de langdurige bezetting, kolonisatie en annexatie van sinds 1967 bezet Palestijns gebied? Dit omvat acties gericht op het wijzigen van de demografische samenstelling, het karakter en de status van de Heilige Stad Jeruzalem, evenals het aannemen van discriminerende wetgeving en maatregelen.
(B) Hoe beïnvloeden de beleidsmaatregelen en praktijken van Israël de juridische status van de bezetting? Wat zijn de juridische consequenties hiervan voor alle staten en de Verenigde Naties?
De VN wil met deze twee vragen in essentie weten of de bezetting door Israël illegaal is, of Israël zich schuldig maakt aan apartheid, wat Israël moet doen en of andere landen verplicht zijn Israël te dwingen het volkenrecht te respecteren.
Waarom is deze uitspraak zo belangrijk? Ten eerste kan het hof meer zeggen dan wat in de vragen is gesteld. In 2004 vroeg de VN een adviesopinie over de juridische gevolgen van de Israëlische muur en het hof nam de vrijheid om veel extra te zeggen over de bezetting. Het hof verklaarde dat behalve de muur ook de nederzettingen illegaal zijn, dat de Palestijnen recht op zelfbeschikking hebben en dat de muur, met de bijbehorende militaire administratie, veel mensenrechten schendt. Het hof deed vier belangrijke uitspraken:
1. Staten moeten ervoor zorgen dat zij niet bijdragen aan het in stand houden van de situatie die is ontstaan door de bouw van de muur.
2. Staten zijn verplicht ervoor te zorgen dat Israël, de bezettende macht, zijn verplichtingen onder het oorlogsrecht nakomt.
3. Staten moeten samenwerken om de illegale situatie die voortvloeit uit de bouw van de muur te beëindigen.
4. Staten moeten Palestijnen helpen hun zelfbeschikkingsrecht te verwezenlijken en hen helpen om een onafhankelijke staat te stichten.
Aangezien deze uitspraken redelijk vaag zijn, hebben pro-Israëlische Westerse staten bijna niets gedaan. Ze vonden dat het stemmen op VN-resoluties, geld en advies geven aan de Palestijnen (om zogenaamd de staatsinstituties te bouwen) voldoende zou zijn. De rechters kunnen nu zeggen dat staten veel meer moeten doen, bijvoorbeeld het verbieden van producten uit de bezette gebieden en het sanctioneren van Israël. De rechters kunnen ook zeggen dat praktijken, zoals het in het Westen verkopen van huizen uit de bezette gebieden, verboden moeten worden.
Het is ook belangrijk dat de rechters nu herhalen wat ze in 2004 hebben gezegd, want dit betekent dat de kritiek op hun uitspraak van toen juridisch ongeloofwaardig is. Daarnaast zal het hof zich moeten uitspreken over een nieuwe kwestie: de legaliteit van de bezetting. Het volkenrecht evolueerde sterk sinds 1900: oorlog en het veroveren van territorium werden illegaal. Daardoor begon men ook anders over bezettingen te denken, die eerst legaal waren. Nederland betoogde tijdens de zitting in februari in het Gerechtshof dat annexatie van bezet gebied verboden is en een bezetting tijdelijk moet zijn. Bezetting kan alleen legitiem zijn als deze noodzakelijk en proportioneel is als reactie op een gewapende aanval; en zolang deze de mensenrechten en internationaal humanitair recht (oorlogsrecht) respecteert. Daarmee gaf Nederland de rechters een hint: de Israëlische bezetting is illegaal. Nederland getuigde ook dat nederzettingen in bezet gebied oorlogsmisdaden zijn, een toevoeging die niet in de vragen aan het hof stond. Het zou kunnen dat de rechters de Nederlandse stelling bevestigen, wat gevolgen kan hebben voor het besluit dat de bezetting illegaal is en snel moet stoppen en voor de vraag welke plichten andere staten hebben. Als het hof oordeelt dat de nederzettingen oorlogsmisdaden zijn, kan het Internationaal Strafhof ook Israëlische staatsfunctionarissen hiervoor aanklagen.
Het Internationaal Gerechtshof zou zelfs kunnen oordelen dat de discriminerende maatregelen van Israël een vorm van apartheid zijn, wat een schending is van een onschendbare norm (jus cogens) van het volkenrecht en een oorlogsmisdaad. Daarmee zou het hof ook het debat daarover beslechten.
Adviesopinies van het Internationaal Gerechtshof zijn weliswaar niet bindend, maar worden beschouwd als gezaghebbende interpretaties van het volkenrecht. Dit betekent dat landen toenemende druk kunnen voelen om actie te ondernemen tegen de bezetting. Zo kan het Westen steeds moeilijker de andere kant opkijken.