'Genotzuchtige Nederlander raakt slaapwandelend achterop in de wereld', schreef Peter Kanne onlangs in de Volkskrant. Het beeld van de Nederlander dat opstijgt uit onderzoek is verontrustend. Zelfgenoegzaam, zelfzuchtig. Weinig betrokken bij andere groepen, minder bedeelden, of bij de toekomst. We maken ons druk over geld voor het onderwijs, maar het lijkt niet eens besteed aan deze groep: geen ambities. Het is wel goed zo, ik zit hier lekker!
Natuurlijk zijn niet alle Nederlanders zo. Zij die dit lezen, vermoedelijk niet :-) Maar in vergelijking met andere landen blijkt het om een relatief grote groep te gaan. Verwend, gericht op plezier en gemak, op persoonlijk belang en niet op het grotere collectief. 12 jaar Rutte heeft hier ongetwijfeld aan bijgedragen. "Het moet wel leuk blijven, we moeten gewoon kunnen blijven barbecuen", zei hij toen het over klimaatverandering ging.
Geleidelijk normaliseerde hij iets wat in mijn kindertijd absoluut niet sociaal aanvaardbaar was: meer aan jezelf denken dan aan anderen. Wilders en co plukken er nu de vruchten van, en zullen het alleen maar verder versterken.
Sander Schimmelpenninck reageerde: "Nederlanders zijn er kampioen in om individualisme en verwendheid te verkopen als een deugd, maar het komt ons duur te staan, wat ik u brom." Ja, zo’n volk verdient het haast dat de dijken breken, dacht ik. Daarom hieronder een column die ik jaren geleden hierover schreef: watjes. Ik ben nu alleen niet meer zo zeker dat we nog in een tijd leven waarin een lesje nederigheid vruchten kan afwerpen. Of de couch potato nu een wake-up call krijgt van een klimaatramp of een buitenlandse invasie, in de huidige wereld kunnen de gevolgen onomkeerbaar zijn.
Onderstaande column verscheen in Psychologie Magazine (2017) en onlangs in de bundel 'O nee dit gaat over mij' (2024).
Alles went
‘Het moet wel behaaglijk blijven hoor’, zei iemand op sociale media over de jaarlijkse warmetruiendag, die in het leven is geroepen om mensen tot energiebesparing aan te zetten. Even verder zag ik een ander klimaat-gerelateerd bericht: ‘Ik ben nu eenmaal opgegroeid met vlees, kan niet meer zonder’.
Wat zijn we een watjes. Vergeleken met vijftig jaar geleden[1] leven we nu in weelde, decadentie zelfs. In 1950 at de Nederlander gemiddeld ruim 3 ons vlees en 1 ons kaas per week, nu ruim 8 ons vlees en 3,5 ons kaas. Er waren geen Franse kaasjes, geen mango’s en kiwi’s, zelfs bananen waren een bijzonderheid. Geen cv, vaak geen toilet binnen, geen douche, geen wegwerpluiers en -maandverband. De meeste mensen verplaatsten zich met fiets of benenwagen.
Inmiddels zijn we zo gehecht geraakt aan luxe dat we niet meer zonder denken te kunnen. Dat is te verklaren met bekende psychologische wetten. Een daarvan is het adaptatie-principe[2]: alles went. Als je in zee gaat zwemmen, kom je vaak eerst in een ondiep ‘pierenbadje’. Koud! Maar als je eenmaal in de nog koudere diepe zee bent geweest, en op de terugweg weer door het pierenbadje komt, is het juist warm. Je kunt wennen aan kou of hitte, aan rust of drukte, en ook aan armoede of rijkdom.
In slaap gesust door comfort
In het geval van rijkdom komt daarbij dat het verlies van iets wat je al hébt, psychologisch zwaarder weegt dan het verkrijgen van iets dat je niet hebt: het endowment-effect.[3] In onderzoek hiernaar krijgen deelnemers iets cadeau van de onderzoeker (to endow: begiftigen, cadeau doen). Wanneer hun vervolgens wordt gevraagd een verkoopprijs te noemen voor dit artikel, vragen ze gemiddeld een hogere prijs dan wat ze ervoor willen betalen als ze het nog niet hebben. Verlies wordt sterker gevoeld dan winst. Dus ‘hebben is houden’.
Nu we eenmaal zijn voorzien van elke dag vlees, auto’s, mango’s, chocola en wat dies meer zij, heeft het mogelijke verlies daarvan een onevenredig gewicht. Zo kan het gebeuren dat mensen die alles hebben en best iets kunnen missen, toch vaak enorm protesteren bij een dreiging dat ze iets moeten inleveren – ten behoeve van mensen in een noodsituatie, of van latere generaties die straks worden opgezadeld met de door ons veroorzaakte ecologische crises. Wat mij daaraan opvalt is het vaak openlijke egoïsme: ‘kom niet aan mijn verworvenheden, ik heb er recht op’. Ik ben opgegroeid met het idee dat je pas een goed mens kunt zijn, en zin en vervulling in je leven kunt vinden, als je niet alleen aan jezelf denkt.
Dat we dit egoïsme van elkaar tolereren, en dat veel politici er zelfs flagrant op inspelen, in plaats van burgers op te voeden tot proscociaal gedrag, komt misschien doordat we leven ‘onder een dikke deken van comfort’[4] – zo dik dat alarmsignalen nauwelijks meer doordringen. We zijn in slaap gesust door onze luxe. Mensen die álles over hebben voor hun kinderen en kleinkinderen, hebben er niets voor over om de planeet gezond en leefbaar achter te laten voor datzelfde nageslacht.
We hebben het te goed
Bedenk: als de zeespiegel stijgt, en hier ook natuurrampen komen die we nu al elders in de wereld zien, dan zal niet iedereen gered kunnen worden. Dan zullen we niet boos kunnen roepen dat ‘de politiek’ en ‘de instanties’ hebben gefaald en dat we het niet pikken. Dat proberen we dan niet eens, want dan hebben we iets heel anders aan ons hoofd: overleven.
Voor ons adaptatie-niveau zou het wel goed zijn. Als je alles al kwijt bent waar je niet zonder dacht te kunnen, als je weer in contact komt met de bodem van je bestaan, wat zul je het dan waarderen dat je met al je truien aan in een onverwarmd huis een bonenschotel kunt eten.
Laatst zag ik hoe wereldreizigster Floortje Dessing een kleine gemeenschap op Spitsbergen bezocht. Daar heerste een sterke verbondenheid en solidariteit, min of meer afgedwongen door de barre koude omstandigheden: als het leven zwaar is, moet je samenwerken. Zo is het leven van onze voorouders tienduizenden jaren geweest. Misschien, dacht ik, hebben we het wel té goed gekregen. Want je wordt niet gelukkig van wat je hebt, maar van wat je bent en wat je doet.
[1] Bergen, A. van. Gouden jaren.
[2] Diener, E., Lucas, R. E., & Scollon, C. N. (2006). Beyond the hedonic treadmill: revising the adaptation theory of well-being. American psychologist, 61(4), 305.
[3] Kahneman, D., Knetsch, J. L., & Thaler, R. H. (1991). Anomalies: The endowment effect, loss aversion, and status quo bias. The journal of economic perspectives, 5(1), 193-206.