© cc-foto: Adalah
De Westerse duiders geloven in de mythe van Israël als een normale rechtsstaat: de huidige regering zou alleen een aberratie zijn en zodra Netanyahu weg is, dan is Israël alweer de goede oude. Neem bijvoorbeeld Thomas L. Friedman in New York Times. Hij zegt dat Joe Biden Israël moet aansporen om terug op het juiste pad te komen, want de huidige regering wil foute maatregelen nemen:
“The most pressing crisis is this: Israel’s courts, led by its Supreme Court, have largely been ferocious protectors of human rights, and particularly the rights of minorities. ... because Israel’s Supreme Court reviews the actions of all executive branches, including the military, it has often protected the rights of Palestinians, including providing protection from abuses by Israeli settlers and illegal expropriation of their private property.
But this Netanyahu government seeks to radically alter the situation in the West Bank, effectively annexing it without officially declaring to do so. And the plan has just one big obstacle: Israel’s Supreme Court and legal institutions.
The judicial overhaul that Netanyahu intends to ram through the Knesset would ‘grant the government total control over the appointment of judges, including to the high court,’ replacing a much less partisan and professional judicial appointment process. The overhaul would also severely limit ‘the high court’s ability to strike down legislation’ — especially legislation that might curb the rights of Israel’s minorities — ‘and enable the Knesset,’ now controlled by Netanyahu, ‘to re-legislate’ laws that the court strikes down…In short, Israel’s executive branch would assume control of its judiciary. This is right out of the Turkey-Hungary majoritarian playbook...”
Ik zal hieronder aantonen dat Friedman slecht geïnformeerd is, op basis van het boek “The Occupation of Justice: The Supreme Court of Israel and the Occupied Territories”, van David Kretzmer en Yaël Ronen. Maar eerst moeten we twee dingen weten: hoe het volkenrecht wordt gemaakt en hoe het in nationale rechtbanken wordt toegepast.
Verdragen en gewoonte
Landen maken volkenrecht voornamelijk op twee manieren: gedrag en verdragen. Verdragen zijn zoals contracten: landen hebben onmiddellijk rechten en plichten zodra ze verdragen ondertekenen.
Het gedrag van de meeste landen leidt bij consistente herhaling tot bindende regels, tot het zogenaamde 'gewoonterecht', mits de landen overtuigd zijn dat hun gedrag verplicht is.
Monistische en dualistische landen
Alle landen zijn verplicht om volkenrecht te respecteren en het volkenrecht heeft voorrang op nationaal recht. Echter de landen behandelen het volkenrecht op twee manieren:
In monistische landen werkt het volkenrecht direct in het nationaal recht en de rechters mogen op basis daarvan beslissen (niet onbeperkt). Zo hebben de Nederlandse vrouwen de politieke partij SGP bij de rechter gedwongen om hen verkiesbaar te stellen, met beroep op het vrouwenrechtenverdrag.
Dualistische landen nemen eerst wetten aan, in harmonie met het volkenrecht, en de rechters mogen alleen deze wetten toepassen.
Israël heeft een semi-dualistisch systeem. Kort na de onafhankelijkheid heeft het Israëlische Hooggerechtshof (voortaan het Hof) het Britse common law geadopteerd. In common law is het internationaal gewoonterecht onderdeel van het nationaal recht, maar verdragen zijn dat niet. En dit geeft het Hof de mogelijkheid om vals te spelen omdat een verdrag ontzettend belangrijk is voor de Palestijnen en omdat gewoonterecht moeilijker is te bepalen.
De Vierde Geneefse Conventie van 1949 (GCIV)
GCIV is een verdrag bedoeld om burgers tijdens oorlog en bezetting te beschermen. Artikel 49 van dit verdrag is misschien het meest belangrijke in het debat over de Israëlische bezetting. Twee paragrafen van dit artikel zijn cruciaal: 1 en 6. (Deze worden afgekort bijvoorbeeld als GCIV 49(1) en GCIV 49(6)).
Paragraaf 1 verbiedt om mensen onder bezetting te deporteren, ook binnen bezet territorium. Paragraaf 6 zegt: “De bezettende Mogendheid mag niet overgaan tot deportatie of overbrenging van een gedeelte van haar eigen burgerbevolking naar het door haar bezette gebied.” Daarom zijn de Israëlische nederzettingen illegaal.
De Palestijnen en Israëlische mensenrechtenorganisaties betogen vaak voor het Hooggerechtshof dat deportaties en de nederzettingen illegaal zijn, want ze schenden artikel 49. Maar het Hof weigert om hierover uitspraken te doen: immers het Hof mag alleen gewoonterecht toepassen en geen verdragen. Dus over het meest belangrijke verdrag, dat de Israëlische kolonisatie en verdrijvingen kan stoppen, beweert het Hof daar niks over te mogen zeggen.
Maar, terwijl het Hof geen beslissingen op basis van GCIV neemt, geeft het Hof er weleens commentaar op, als een terzijde. Het Hof zegt ongeveer: “We mogen geen GCIV toepassen, maar zelfs als we dat zouden mogen, zou de Israëlische regering nog steeds gelijk krijgen.” Het Hof zegt bijvoorbeeld dat paragraaf 1 is bedacht als gevolg van de nazimisdaden tijdens WWII. Paragraaf 1 zou zijn bedoeld tegen vervolgingen, zoals de Duitse deportaties van Joden, niet tegen verdrijving van 1000 Palestijnen bij Masafer Yatta om een legerkamp te bouwen.
Over Paragraaf 6, die kolonisaties verbiedt, weigert het Hof te zeggen of het overbrengen van eigen bevolking naar de bezette gebieden legaal is, zelfs als de Israëlische regering nadrukkelijk vraagt om het bevestigen dat het legaal is.
Het Hof speelt vals
Er is een internationaal brede consensus over de interpretatie van artikel 49. Geen enkel land interpreteert het artikel zoals Israël. Het Internationaal Gerechtshof heeft in de adviesopinie van 2004 gesteld dat artikel 49 van toepassing is en daardoor zijn de nederzettingen illegaal. Het Rode Kruis interpreteert het op dezelfde manier en ook alle landen die de Geneefse Conventie hebben ondertekend. De Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering, alle andere VN-organen en alle NGO's interpreteren artikel 49 anders dan Israël. Hetzelfde geldt voor de meest vooraanstaande rechtsgeleerden, inclusief de Israëlische.
Sterker nog, in een juridisch advies namens de Israëlische advocaat-generaal Meir Shamgar, stond dat volgens GCIV men geen burgers mag verdrijven om oefenterreinen voor het leger (IDF) te maken:
“The civilian population may not be evicted from territories in order to create training areas for the IDF, both for political and humanitarian reasons and for reasons that violate international law. Article 49 of the Convention on the Protection of Civilian Persons by War, to which Israel is a party, expressly prohibits the forcible transfer of civilians in occupied territory, except where immediate combat needs require it. In our case, it cannot be said that combat needs necessitate the evacuation of the areas intended to be training areas, and therefore the forcible evacuation of the population from these areas would constitute a violation of the provisions of the aforementioned Convention.”
Dus Meir Shamgar wist heel goed dat hij vals speelde toen hij later de president van het Hooggerechtshof werd. Kretzmer en Ronen zeggen daarover: “In interpreting GC IV Article 49(1) the Court bent over backwards in order to justify a measure which that provision clearly prohibits.”
Dus het Israëlische Hooggerechtshof weigert uitspraken te doen over de legaliteit van het hele nederzettingenbeleid en in haar commentaren verdraait het Hof de Geneefse Conventie.
En gewoonterecht dan?
Wacht even, zeggen de Palestijnen en de Israëlische NGO's, maar het Hof mag wel op basis van gewoonterecht beslissen, zelfs als het Hof niks over GCIV zou mogen zeggen. En artikel 49 is al onderdeel van het gewoonterecht. Immers het gewoonterecht is het gedrag van de meeste landen en álle landen hebben GCIV ondertekent. En álle landen interpreteren artikel 49 op de normale manier. Dus ook volgens gewoonterecht is het verboden om Palestijnen te verdrijven en nederzettingen in bezet gebied te bouwen.
Het Hooggerechtshof speelt ook hier vals en zegt dat artikel 49 nog geen onderdeel van het gewoonterecht is geworden. Het Hof liegt want artikel 49 is wel gewoonterecht geworden. Zie ook “The Geneva Conventions as Customary Law”, van Theodor Meron, Israël’s juridische adviseur toen Israël de Westelijke Jordaanoever en de Golan in 1967 bezette.
Niet voor niets concluderen Kretzmer en Ronen: “In its decisions relating to the Occupied Territories, the Supreme Court has legitimised virtually all controversial policies and practices of the Israeli authorities, including those that are incompatible with international law.”
Uitzonderingen
Het hof beschermt soms ook de Palestijnen, maar alleen in extreme gevallen, wanneer Israël het heel bont maakt. Het Hof heeft bijvoorbeeld besloten dat nederzettingen die voor politieke of ideologische redenen zijn gebouwd, illegaal zijn. Sterker nog, zei rechter Landau, bezetting is per definitie tijdelijk en geen leger mag nederzettingen van permanente aard bouwen. Maar dit was een rechtszaak waar de regering zelf land aan de kolonisten toekende en beweerde voor het Hof dat het in de zionistische ideologie past om nederzettingen te bouwen. En het Hof betrapte de regering toen op leugens: men loog dat het leger privé-land in beslag had genomen voor militaire doeleinden. (Tot op dat moment had Israël Palestijnen onbelemmerd onteigend met de smoes ‘veiligheid’.)
Bovendien hadden de kolonisten zich bij de rechtszaak als partij aangesloten en zij zeiden dat God de Westelijke Jordaanoever aan hen gaf, dus ideologie. En de kolonisten verklapten dat de regering hen die grond beloofde. Bovendien waren er drie belangrijke ministers tegen deze nederzetting.
Andere smoezen
Maar ook als het Hof de Palestijnen gelijk geeft, verliezen ze alsnog hun land. Zo heeft het Israëlische leger privé-land van Palestijnen aan kolonisten verkocht. Het Hof besloot dat de regering de Palestijnen moest vergoeden en de nederzetting mocht blijven. Op lange termijn leidt dit ook tot een groter territorium voor Israël, met zo weinig mogelijk Palestijnen.
Als de Israëlische regering een zaak verliest, geeft men niet op en verzint met succes andere smoezen in soortgelijke gevallen. Bijvoorbeeld het bouwen van publieke infrastructuur, zoals wegen voor de kolonisten. Hier slikt het Hof een drogreden in: volgens internationaal recht moet de bezettende macht goed voor de bevolking onder bezetting zorgen. Volgens het Hof zijn ook de kolonisten onder bezetting, dus de bezetter moet ook voor hen goed zorgen. Dus het confisqueren van privé Palestijns land voor de behoefte van de kolonisten is wat volkenrecht vereist, aldus het Hof. Als er een fabriek in een nederzetting is, beslist het Hof dat de fabriek goed is voor de Palestijnen dus de nederzetting mag blijven.
Of neem de stelling dat Israël nederzettingen voor veiligheid bouwt, omdat kolonisten de ogen en de oren van het leger zijn in een geval van oorlog. Of de drogreden dat als er kolonisten zijn, dan kunnen de terroristen zich moeilijker tussen de lokale bevolking bewegen. Of de drogreden dat de kolonisten in een illegale nederzetting geweld zouden gaan gebruiken als ze ontruimd zouden worden en daardoor is het “a legitimate security interest” om hen daar te laten. Of de drogreden dat de bezetting (volgens volkenrecht) per definitie tijdelijk is en daardoor de nederzettingen niet verboden zijn omdat ze ook tijdelijk zijn.
Het maakt niet uit welke absurditeiten de Israëlische regering bedenkt, het Hof vindt ze allemaal goed, zolang de drogredenen niet zo flagrant zijn als de bovengenoemde uitzondering. En als de absurditeiten alle rationele grenzen overschrijden, zegt het Hof dat het leger het best weet wat goed is voor de veiligheid, dus de rechters kunnen daarover niks zeggen.
Daarnaast accepteert het Hof zaken over individuele nederzettingen, maar weigert rechtszaken over het koloniseringsproject in zijn algeheel. Want, zegt het Hof, dit is een politieke kwestie en mag niet door rechters besloten worden. Dus Friedman’s stelling dat het Hof annexaties zal dwarsbomen is onzin.
Algemene kennis
Maar je hoeft niet Kretzmer en Ronen te lezen om te weten dat Friedman onzin vertelt. Hij zegt dat het Hooggerechtshof een “groot obstakel” tegen annexaties is. Heeft het Hof de annexatie van Oost-Jeruzalem of van de Golanhoogten tegengehouden? Hij zegt dat het Hof de Palestijnen tegen “illegale onteigeningen” beschermt. Echter Israël heeft bijna éénderde van Oost-Jeruzalem onteigend en meer dan éénderde van het land in de bezette gebieden. Illegaal. Dus blijkbaar is het Hooggerechtshof niet de “ferocious protector” van Palestijnen, zoals de Westerse experts ons wijs maken. Om met Kretzmer en Ronen te concluderen:
“In many circles the Court is perceived as an ultra-liberal institution that has taken an antisettler and pro-Palestinian position in cases relating to the Occupied Territories. …This perception is a perversion of reality… [I]n practice the most problematic policies and practices in the Occupied Territories have received explicit or implicit judicial approval. These include establishment of Israeli settlements, taking control and making use of public land so as to serve the interests of the occupying power rather than the public in the Occupied Territories, land-use planning, changes in the local law to serve Israeli interests, deportations, and punitive house demolitions.”
Ook ons Kabinet gelooft deze perversie.
cc-foto: Adalah