Politici staan Jaïr Ferwerda allemaal te woord. Ze geloven dat zij net zo leuk en gevat kunnen zijn als de nar van het Binnenhof. Zij denken dat ze hem áán kunnen.
Jaïr Ferwerda en zijn opdrachtgevers denken ongetwijfeld dat hij de politiek een menselijk gezicht geeft. Déze reporter is nu eens niet een duider zoals Joost Vullings en Xander van der Wulp, die voor de camera in eigen woorden nabouwen wat de minister zojuist gezegd heeft. Nee, deze reporter pelt de schil van dikdoenerij af zodat de persoon zichtbaar wordt. Hij voelt zich als de nar aan een middeleeuws hof. Daarom trekt hij ook zo’n olijke kop.
Van een nar wint niemand. Zoals ook iedereen voor gaas gaat die zich door de Paul de Leeuws van deze wereld uit het publiek het podium op laten trekken. Toch staan politici Jaïr Ferwerda allemaal te woord. Ze geloven dat zij net zo leuk en gevat kunnen zijn als de nar van het Binnenhof. Zij denken dat ze hem áán kunnen. Of ze spelen het spel mee omdat zij echt geloven dat Jaïr Ferwerda hun menselijkheid naar buiten brengt waarna electoraal gewin wel móet volgen.
Maar Jaïr Ferwerda is helemaal geen nar. Hij is een vervelende kwal die denkt dat hij leuk is. In de tijd dat er nog feestjes werden gegeven, was er ook vaak zo’n spelbederver aanwezig die met grapjes ten koste van een ander steeds weer de aandacht naar zich toetrok. Het enige antwoord dat hij verdient, is: “Jaïr, ga met je blokken spelen, terwijl de grote heren met elkaar praten”. In plaats daarvan blijven de politici staan als olijke Jaïr die microfoon op een staak voor hun gezicht duwt. Anderhalve meter hè! Anderhalve meter!
Zo kwam het jongste bedrijfsongeval uit de loopbaan van minister Hugo de Jonge tot stand. Daartoe geprest door de grijnzende dwingeland met zijn plofkap hief hij White Christmas aan.
De minister van Dood en Verderf zingt White Christmas. Dit was tot nog toe het meest tenenkrommend resultaat van de noodlottige interactie tussen politici en de lolligste thuis op de deurknop na. Het was niet menselijk. Het was uitermate pijnlijk. Hugo de Jonge liet inderdaad iets van zichzelf zien: dit is de man die aan de vooravond van de tweede coronagolf net als zijn collega’s op vakantie ging – kamperen in Zuid-Frankrijk.
Als dit de bedoeling van Jaïr Ferwerda was, zou je misschien nog kunnen zeggen: hij is de grote ontmaskeraar. Hij is inderdaad een kind dat met zijn blokken moet spelen. Maar hij roept ook: “De keizer heeft geen kleren aan”. Was dat maar waar. Aan de middeleeuwse hoven mocht de nar de waarheid zeggen omdat die altijd begeleid werd door het getinkel van de belletjes aan zijn kleren. Hij bevestigde juist de gevestigde orde. Net als kinderen en dronken mensen die de waarheid zouden zeggen. Er wordt wel om ze gelachen maar nooit naar ze geluisterd.
Jaïr Ferwerda zal dit White Christmas zelf ook wel als een bedrijfsongeval zien. Hij zal zonder camera tegen de minister zeggen: “Je bent toch niet boos op me, hè, Hugo”. En dan zegt Hugo ongemakkelijk “nee”.
Dat is ook zoiets van het Binnenhof: de pers en de politici tutoyeren elkaar. Tot en met Rutte. Je hoort het ze zeggen op de redactievergadering: “Als jij nou Mark belt, dan probeer ik een afspraak te maken met Wopke”. De borst zwelt van trots. Op de stadhuizen zie je daarvan de echo. De burgemeester laat zich – zolang microfoon en camera van de stadsradio uit de buurt zijn – graag door het journaille met de voornaam aanspreken.
Inkapselen heet dat. Lukt uitstekend. Kun je horen aan de manier waarop Xander en Joost de woorden van een Mark, een Lodewijk, een Jesse of een Cora duiden. Het wordt alleen moeilijk als er een Jaïr tussen springt.