Mensen zijn zich verweesd gaan voelen; ze zijn slechts een radertje in een groot systeem, en vragen zich af wat hun waarde en betekenis voor de maatschappij is.
Door: Raf Daenen en Willem Vermeulen
In het leven van mensen kan een onderscheid worden gemaakt in de grote en in de kleine wereld. De grote wereld zijn de grote structuren en spelers, zoals de economie, de maatschappij, het landbouwbeleid, de multinationals, de grote internationale organisaties, de beurzen, onderzoeksinstituten internationale en nationale politieke en beleidsinstituties. De wereld van kranten en nieuwsmedia. Als individu ervaren we dat we op de grote wereld maar weinig invloed hebben, alleen indirect via verkiezingen, via sociale netwerken, door lid te zijn van een politieke of ideële organisatie. Maar de dynamiek, spelregels en netwerken van de spelers in de grote wereld gaan aan de meesten van ons voorbij. We volgen ontwikkelingen in de grote wereld, zeker als het ons leven kan beïnvloeden, zoals bij de coronacrisis of nu bij de Russische inmenging in de Oekraïne, maar we zijn geen actieve medespeler.
Heel anders ligt het bij de kleine wereld. Die is direct binnen ons bereik: onze buurt, onze vereniging, onze school, onze (deel)gemeente. Hier kunnen we ons actief inzetten, en we kunnen direct invloed uitoefenen. Velen zijn persoonlijk betrokken, bijvoorbeeld als leesmoeder, bardiensten of klusjes doen bij de sportvereniging, ouderen begeleiden, enz.
Ontwikkelingen De aard van de grote en kleine wereld, en daarmee de relatie tussen de grote en kleine wereld is in de loop der tijden veranderd. Drie belangrijke ontwikkelingen zijn de globalisering met in haar kielzog de toenemende migratie en schaalvergroting, de snelheid waarmee veranderingen optreden en daardoor de toenemende onzekerheid, en de digitalisering met nieuwe vormen van informatieverwerving en communicatie. Daardoor worden er andere eisen gesteld aan de mensen in onze samenleving; waar vroeger de regie over het leven grotendeels werd bepaald door stabiele instituties zoals de familie, de kerk, de overheid, het bedrijf waarin men een groot deel van het leven werkte, wordt men nu geacht zelf de regisseur van het leven te zijn. Immers, families zijn vaak ver uiteen gaan wonen, de kerk heeft op vele plaatsen haar invloed verloren, de overheid heeft zich teruggetrokken, bedrijven fuseren voortdurend of veranderen intern hun organisatie en functie-eisen. Het gevolg is dat mensen zich verweesd gaan voelen; ze zijn slechts een radertje in een groot systeem, en vragen zich af wat hun waarde en betekenis voor de maatschappij is. Niet voor niets is het aantal burnouts toegenomen, een op de zeven werkende Nederlanders heeft er last van. Ook blijkt het vertrouwen in de politiek en in politici af te nemen, en minder dan de helft van de Nederlanders is hierover positief gestemd.
Gevolgen van de ontwikkelingen Er zijn mensen die gedijen bij de huidige ontwikkelingen, met name hoogopgeleide, flexibele en risico aanvaardende personen. Zij kunnen hun leven goed zelf organiseren. Maar er zijn ook grote groepen die niet of nauwelijks hun leven zelf kunnen regisseren zoals ouderen, laagopgeleiden, allochtonen of mensen met een handicap. Zij voldoen niet aan de eisen van de huidige samenleving en dreigen uit de boot te vallen. De kloof tussen hen die wel en niet meekunnen in de postmoderne maatschappij neemt toe en de solidariteit tussen groepen neemt af. Er is een kloof in financiële armslag. Bijna de helft van de Nederlanders had in de crisisjaren te maken met een daling van de koopkracht, vooral mensen zonder werk, kleine zelfstandigen en gepensioneerden. Steeds meer mensen hebben te weinig inkomen om te voorzien in de minimale behoeften plus enige mate van sociale participatie. Ook is er een kloof in welbevinden tussen rijk en arm. Rijken zijn gemiddeld gezonder en aantrekkelijker, ze hebben meer sociale contacten en een luxere leefstijl. Armen leven ongezonder en aanzienlijk korter, zijn vaker ziek, en hebben vaker psychische problemen. Rijken trekken er vaker op uit en ondernemen meer culturele activiteiten. Groepen aan de “onderkant” van de samenleving hebben het gevoel dat ze door de grote wereld voortdurend worden ontkend en gemarginaliseerd, en dat ze voor hun handelen worden gestraft door bureaucratische instanties. De ontwikkelingen kunnen een bedreiging vormen voor onze samenleving; als groepen zich isoleren en steeds meer tegenover elkaar komen te staan neemt het onbegrip toe en de tolerantie af. Het kan uitmonden in onlust, rellen of aanslagen die de huidige welvaart, het welzijn en het onderlinge begrip ondermijnen. In de politieke arena zijn de tekenen zichtbaar: extremistische partijen winnen aan electoraat en de invloed van de verbindende middenpartijen neemt af.
Het antwoord is samenwerken in de kleine wereld De verhouding ten opzichte van de grote wereld verschilt bij veel mensen sterk van hun houding in de kleine wereld. Ontwikkelingen in de grote wereld zijn vaak onbegrijpelijk en bedreigend, maar in de kleine wereld wordt het samenleven tastbaar en concreet. Toch stralen ontwikkelingen in de grote wereld af op de kleine wereld. Als er tekenen zijn van vermindering van vertrouwen en solidariteit in de grote wereld, dan kan dat een effect hebben in hoe mensen zich gaan gedragen in hun directe omgeving. Dat is in een extreme vorm gebleken in de oorlog in Bosnië en Herzegovina, waar christelijke en moslimburen, die eerder in goede harmonie samenleefden, elkaar plots naar het leven stonden. In die zin dreigt door demagogische leiders een nieuw conflict aangewakkerd te worden in Oekraïne.
In ons eigen land zien we dat de maatschappelijke participatie de laatste jaren afneemt, het dreigt te worden tot “ieder voor zich en God voor ons allen”. We kunnen ook omgekeerd redeneren: als we in de kleine wereld kunnen stimuleren tot participatie, samenwerking en opkomen voor elkaar, dan kan dat ook effect hebben op ontwikkelingen in de grote wereld. Het loont daarom om te investeren in lokale samenwerkingsinitiatieven. In veel gemeenten zijn daar voorbeelden van, waarbij de lokale overheid als stimulator of facilitator kan optreden. Denk aan ontmoetingsruimten, buurtschouwen, weerbaarheidstrainingen, cursussen, buurtgroen of buurtmoestuin.
Er zijn veel mogelijkheden zijn om burgers actief te betrekken. De lokale overheid kan aanjagen en menskracht of middelen ter beschikking stellen. Tegelijkertijd heeft de lokale overheid de functie om de vinger aan de pols te houden, toezicht te regelen en daarover te communiceren, en zo nodig in te grijpen, vanuit een pedagogische invalshoek. Dat betekent dat het leren en ontwikkelen van burgers centraal staat. Leren om te gaan met andersdenkenden of mensen met ander gedrag, leren een open debat te voeren, leren aandacht te hebben voor de nuance, leren om respect te hebben voor andermans denken, en andermans of openbaar goed. De optimale mix van stimuleren en waar nodig toezien kan resulteren in een constructief samenleven in de eigen omgeving, waar mensen wat voor elkaar over hebben en waar het goed toeven is.
Idealiter wordt dit samenwerken aan de samenleving breed gedragen, en het leidt uiteindelijk tot een betere grote wereld.
Raf Daenen oud wethouder en docent maatschappelijke Willem Vermeulen psycholoog