Vanochtend gaf mijn zoon trots door dat mijn eenjarige kleinzoon zelfstandig zijn eerste (wankele) stapjes had gezet. Het moment waarop een mens recht overeind gaat lopen is hoogst existentieel. Het is het moment waarop de mens homo faber wordt. Maker! Immers zijn handen komen vrij. Hij kan gaan maken, kan gaan 'fabriceren'. Maar waarschijnlijk roept het woord Faber heel andere gedachten bij u op.
Héél misschien denkt u wel... aan Mient Jan Faber (1940-2022). In zijn glorietijd de algemeen secretaires van het IKV (het Interkerkelijk Vredesberaad) ooit een bloeiende vredesbeweging, die in 1981 in Amsterdam en in 1983 in Den Haag indrukwekkende massademonstraties tegen de kernwapens ('de kruisraketten') op de been wist te brengen.
Toenmalig premier Lubbers onderwond ongetwijfeld veel druk van die massademonstraties, maar het kwam doodeenvoudig niet bij de man op om de kruisrakettenproblematiek tot 'defensiecrisis' te verklaren, waarop nodig de staatsnoodwetgeving diende te worden toegepast.
Nederland was toen nog van hoog tot laag doortrokken van een democratische gezindheid... Terecht constateert heden CDA-leider Bontebal dat dat vanzelfsprekende democratische ethos van toen er nu niet meer is, en dat het hoognodig hersteld dient te worden.
Maar... u dacht natuurlijk bij het woord Faber zeer waarschijnlijk helemaal niet aan Mient Jan Faber maar aan Marjolein Faber. Mevrouw Marjolein Wilders-Faber heeft de asielzoekersproblematiek tot crisis verklaard om daar vervolgens de staatsnoodwetgeving op van toepassing op te verklaren. Over dat bizarre staatsrechtelijk gedrag is al het nodige gezegd. Maar niet alles.
Eerstens: Hoe is mevrouw Marjolein Wilders-Faber, op dat idee gekomen? Ik heb een vermoeden. Marjolein heeft, toen zij nog klein was, blijkbaar intensief gekeken naar een toen hoogst populaire tv-programma “Creatief met Kurk”. En inmiddels 'volwassen' geworden denkt zij nu: dat kan ik ook! Ik, Marjolein Faber, ben... “Creatief met Staatsrecht”.
Tweedens: “Creatief met Staatsrecht” heeft consequenties. Jarenlang heeft Geert Wilders met zijn PVV de kans gekregen om onze parlementaire democratie uit te hollen. Onze democratie verkeert daardoor heden duidelijk in een crisis.
Geen nood, wij passen de noodwetgeving daarop toe. Want als dat op de 'asielcrisis' kan, dan kan dat natuurlijk ook op de 'democratische crisis”. Dat betekent dat de PVV als veroorzaker van die crisis verboden wordt. Dus eigenlijk moeten we mevr. Faber voor haar marjoleinisering van ons Staatsrecht dankbaar zijn.
Bovenstaande woorden zijn natuurlijk zwaar van sarcasme doortrokken. Blijft de hamvraag, niettemin, waarom de PVV niet verboden is. Hét criterium voor een Verboden Partij, zoals dat in staatsrechtelijke kringen gehanteerd wordt, 'het duurzaam de parlementaire democratie ontwrichten' is immers duidelijk van toepassing.
Het verbieden van een politieke partij is en blijft in Nederland, een democratische rechtstaat (nóg wel...), geen klein bier. Maar het kan wel degelijk. Onder het regime van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek (sinds 1988) is al eens eerder een politieke partij verboden verklaard, namelijk de Nationale Volkspartij / CP '86.
Dat artikel 2:20 BW gaat echter over rechtspersonen in strijd met de openbare orde. De pedofielenvereniging Martijn en enige motorclubs zijn op grond van dit artikel eveneens verboden verklaard. De vorige regering heeft gemeend dat een politieke partij toch van een andere orde is dan deze verenigingen en dat het verbod op politieke partijen een speciale regeling behoeft.
Dat verbod is heden geïncorporeerd in de Wet op de Politieke Partijen (Wpp) waarvan het wetsontwerp sinds 8 april van dit jaar bij de Raad van State ligt voor advies. Dus die wet is er nog lang niet. Intussen geldt in feite wat politieke partijen betreft nog steeds de oude regeling van 2:20 Burgerlijk wetboek.
De PVV kan dus veroordeeld worden als in strijd met de openbare orde. Maar het ziet er niet naar uit dat het Openbaar Ministerie van plan is de zaak bij de rechter aanhangig te maken. Men wacht in die kringen de aanname van de Wpp af.
Dus willen we niet op een 'goede morgen' wakker worden in Hongarije aan Zee, dan moeten we nú de straat op. Demonstreren! Er blijft ons niets anders over. Want besef het goed, Orbán, Wilders’ grote voorbeeld, regeert Hongarije al negen jaar via staatsnoodwetgeving, oorspronkelijk ingesteld voor zes maanden. Telkens met zes maanden verlengd. Van een vrije pers en een onafhankelijke rechterlijke macht
is inmiddels in Hongarije geen sprake meer. Laat staan van demonstratierecht. Waar trouwens bij ons ook al aan word getornd.
Demonstreren dus voor het te laat is! Maar anders dan in de tijd van Mient Jan Faber is er, helaas, geen sterke vredesbeweging meer. Ook de FNV, toentertijd een enthousiast deelnemer aan beide massademonstraties, laat heden niets van zich horen. Rest de milieubeweging, toentertijd nauwelijks aanwezig op het Malieveld, nu sterk in opkomst. Dus moet die mijn inziens nu het voortouw nemen.
Neem Extinction Rebellion, een goed georganiseerde club. Wel demonstreren tegen de vergiftiging van ons fysiek klimaat, maar niet demonstreren tegen de vergiftiging van ons politiek klimaat... Blind blijkbaar voor het feit hoezeer beide vergiftigingen met elkaar te maken hebben. Ik begrijp dat niet.