Door de symbolen van moderniteit en 'beschaving' te annexeren kan deze imaginaire joods-christelijke gemeenschap zich veilig superieur wanen aan halfwilde islamieten
Onlangs ontstond er in het land enige beroering naar aanleiding van enkele uitspraken van onze beminde premier. Op een congres van de Staatkundig Gereformeerde Partij betoogde hij dat het liberalisme wortelt in joods-christelijke beginselen. Dit is zeker een wonderlijke uitspraak, maar niet vanwege de reden die het meeste stof deed opwaaien.
Afgezien van enkele goedgelovige liberalen mag het tenslotte niemand meer verbazen dat Volkspartij voor Vrijheid en Democratie inmiddels zo gehecht is aan de macht, dat zij naast een buitenechtelijke verhouding met ’s lands stoerste rancunepartij ook uitstekend weet te dwepen met de orthodox-christelijken. Tenslotte is de VVD een ongelukkig verstandshuwelijk aangegaan met het Christelijk Democratisch Appèl. Een partij die er toch om bekend staan haar christelijkheid vooral symbolisch te belijden.
Bovendien spreken we hier van een premier die, om in de joods-christelijke sfeer te blijven hangen, zelfs zijn liberale broeders nog verloochent. Het betreft hier dus geen gebeurtenis van het kaliber brandende braambossen of scheidende zeeën. Historisch gezien hebben de liberalen immers vaker allianties met de religieuzen gesloten om de verafschuwde socialisten toch maar buiten de deur te houden. Daarom zullen de salonseculieren van de VVD zich ook nu niet de macht om Nederland in het kapitalistisch paradijs te veranderen, laten ontglippen door aanstoot te nemen aan wat religieuze parafernalia.
Veel interessanter is hier de uitvinding van een gezamenlijke joods-christelijke cultuur, met navenante beginselen. Dit nieuwe cultuurbesef werd ook al uitgeroepen in het partijprogramma van de concubine van dit kabinet, maar het wekt verbazing dat ook verstandige mensen hierin meegaan. Historisch kan men hooguit spreken van een joods-christelijke verhouding. Een verhouding die overigens, om het voorzichtig uit te drukken, enkele eeuwen nogal problematisch was. Dat sommige liberalen wellicht joods of christelijk waren, doet natuurlijk niet ter zake. Men beweert immers ook niet dat de natuurkunde wortelt in het christendom omdat Galileo katholiek was.
Het idee dat joden en christenen één cultuur vormen, zou voor de christenen van nog geen eeuw geleden, zelfs de liberale, bespottelijk zijn geweest. We mogen niet vergeten dat het Vaticaan er pas in 1965 toe is gekomen de joden te vrijwaren van de schuld voor de dood van Christus. Het ‘Jodenvraagstuk’ was een probleem waar men zich tot halverwege vorige eeuw in geheel Europa mee bezig hield. Een vraagstuk dat overigens maar al te vaak werd opgelost met pogroms, getto’s, Inquisities en andere uitingen van gemeenschapszin.
Maar goed, een land waarin de nationale verzetsmythe de Holocaust het liefst ziet als iets dat geheel en al aan de verwrongen geesten van een cabal Duitse nazi’s is ontsprongen, kan dan ook weinig historisch besef verweten worden. Rest dus de vraag waarom Rutte het nodig acht dit joods-christelijke bedenksel op te dissen. Het antwoord ligt natuurlijk in wat het een joods-christelijke cultuur niet is. Zij is overduidelijk niet islamitisch. Zij is overigens ook niet humanistisch, maar dat lost onze premier vast op door er bij het juiste publiek de joods-christelijk-humanistische cultuur van te maken. Deze mythische joods-christelijke cultuur moet zo helpen een door immigratie ontheemde bevolking haar gevoel van saamhorigheid terug te geven door ‘de Ander’ permanent van de moderniteit uit te sluiten. Door de symbolen van moderniteit en ‘beschaving’ te annexeren kan deze imaginaire joods-christelijke gemeenschap zich veilig superieur wanen aan halfwilde islamieten, die geacht worden behalve de algebra en een paar pakhuizen vol tapijten niets zinvols voortgebracht te hebben. Het bevredigt de behoefte aan verklaring waarom ‘wij’ onbetwistbaar beter, want moderner, ontwikkelder en dus ook liberaler, zijn dan ‘zij’. Onze premier voor alle Nederlanders minus de miljoen moslims zou waarschijnlijk zelfs ons arbeidsethos nog bij het joods-christelijke willen inlijven, ware het niet dat dat al was toegewezen aan één specifieke tak van het christendom. En natuurlijk kan hij het zich niet veroorloven de katholieke partner van zijn verstandshuwelijk voor het hoofd te stoten.
Het is dus ironisch dat deze joods-christelijke fabel alleen kan bestaan in een samenleving die zo onjoods en onchristelijk is, dat men de absurditeit ervan niet langer inziet. Maar dergelijke subtiliteiten zijn te ingewikkeld voor een op drift geraakte samenleving op zoek naar simpele antwoorden. Laten we dus hopen dat het bij de uitvinding van een joods-christelijke mythe blijft, en dat men niet besluit ook nog een Moslimvraagstuk te bedenken.