De jacht op Veluws wild
• 05-10-2011
• leestijd 3 minuten
Door jagers opgejaagd wild veroorzaakt ongelukken, dat is nu het excuus om de dieren af te schieten
Op een rustige zondagmiddag rent een hert een motorrijder omver. Voor de motorrijder loopt het fataal af. Van het hert zijn alleen pootafdrukken gevonden. Binnen een dag weet het door de jagers georganiseerde toezicht – het Groennetwerk Veluwe – het zeker. Een verstoring van de bronst van de herten moet de oorzaak zijn van de roekeloze vlucht van het edelhert.
Een merkwaardig snelle conclusie. Tijdens de bronst is het Groennetwerk Veluwe vooral ’s avonds actief om recreanten uit de bossen te houden. Dan beginnen de edelherten met hun oerroep en allerminst overdag aan het begin van de middag. Een beetje liefhebber van het burlen van de herten zal echt niet overdag het bos intrekken om beter te luisteren naar het bronstig loeien van de dieren.
Wel is het zo dat de Veluwe vrijwel alleen nog vlucht- en schuilwild kent. De in 2006 ingevoerde, fiks verruimde regels voor “populatiebeheer” en “schadebestrijding” maakte lagere aantallen in de winter mogelijk. En daardoor viel er ook meer te schieten. Dat bleek zo lastig, dat herfst 2007 de roep om de drukjacht op wilde zwijnen klonk. De rechter haalde een streep door de toestemming van de minister. Wat later klonk de roep om bewegingsjacht op de edelherten. Die vond geen weerklank.
Uit het diergedrag blijkt dat de jachtpraktijken in de bossen toch fors zijn veranderd. Vaste routes – de wildwissels – gebruiken de dieren niet langer en groeien dicht. Dat geldt ook voor de zoelen – hun modderbaden – en nu benutten herten en zwijnen incidentele plassen op paden. Als regel houden de dieren de mens nu op 300 meter afstand. Zodra de jacht een maand wordt gestaakt, krimpt de vluchtafstand terug richting 30 meter. De maten die wijlen Harm van de Veen – als uitnemend Veluws bioloog – in een onderzoek vaststelde. Nieuw sinds 2010 is dat de dieren incidenteel een angstkreet slaken bij hun paniekvlucht, als ze een mens bij hun leefgebied opmerken.
Als dieren zich niet laten zien, moet het jaarlijks doden van 5.000 tot 8.000 dieren op de Veluwe een onwaarschijnlijke topprestatie zijn. En nog meer als men dan ook nog zorgvuldig wil tellen en selecteren. De dieren met de aanleg om op een afschotplek met een handje lokvoer te worden afgeschoten, moeten op de Veluwe inmiddels uitgestorven zijn.
Dat de bejaging op de Veluwe problematisch is, begreep de provincie Gelderland. Tegen (internationale) verboden in, verleende men toestemming voor gebruik van nachtzichtapparatuur bij de jacht op zwijnen en van geluiddempers op reeën. Dus beschikken nu honderden jagers – mogelijk duizend – over griezelig geavanceerde wapens met aanlichtmogelijkheden. Of het juist gebruik van de middelen om ’s nachts bossen uit te kammen ook effectief gecontroleerd wordt, valt te betwijfelen. Die verschillen per diersoort lijken weinig praktisch.
Tot 2010 publiceerde het Groennetwerk Veluwe gedetailleerde overzichten van de wildaanrijdingen. Daaruit bleken naar dag in de week de nachten van de meest intensieve bejaging af te leiden. In 2009 de grootste toename zaterdag/zondag en ook de woensdag/donderdag. Met extra toenames van 59% onder de wilde zwijnen en 42% onder de reeën die nachten werd de ruime verdubbeling van het aantal wildaanrijdingen gerealiseerd. Een toenmalige Kamermeerderheid legde zich neer bij de uitleg dat de cijfers van de laatste dertig jaar de recente ontwikkelingen niet ondersteunden.
Hoe anders grote zoogdieren ook kunnen leven, bewijzen de dieren in de Oostvaardersplassen. In weerwil van hun – overdreven uitgelichte – levenseinde moet je de dieren rekenen tot de meest gelukkige dieren ter wereld. Vrijwel nergens kunnen dieren zo vrij van iedere dreiging hun eigen leven leiden. De mens op enkele tientallen meters afstand stoort de dieren niet. De bronst van de edelherten is in de Oostvaardersplassen overdag vanaf een weg op enkele tientallen meters te volgen.
Het geheel maakt duidelijk dat die verruimde regels voor “populatiebeheer” en “schadebestrijding” allerminst een verbetering zijn. Statistisch verdubbelde de bijdrage van iedere Nederlandse automobilist in de vorm van verzekeringspremie of eigen schade tot jaarlijks vijftig eurocent vanwege de wildaanrijdingen op de Veluwe. Na analyses van cijfers inzake “populatiebeheer” en “schadebestrijding” als buitenstaander publiceert men daarover sinds 2010 geen detailcijfers meer. Uit de totalen blijkt dat de problematiek op de Veluwe– recent ook onder edelherten – alleen maar toeneemt.