Om de SGP te vriend te houden verkwanselde de partij voor Vrijheid en Democratie haar idealen
Op vrijdag 3 augustus, net op tijd voor de Gay Pride, publiceerden Jeanine Hennis-Plasschaert en Klaas Dijkhof, beiden VVD-Kamerlid, een stuk op de website van de VVD onder de titel: ‘VVD: Homorechten op gelijke voet met godsdienstvrijheid.’ Mooie woorden maar als het erop aan komt kiest de VVD voor ‘appeasement’ ten opzichte van een religieuze minderheidspartij.
Toen het er in november 2011 op aan kwam liet mevrouw Hennis-Plasschaert het op beschamende wijze afweten. Het motto dat bij de VVD iedereen de vrijheid heeft te zeggen wat hij vindt en te zijn wie hij is, ging toen kennelijk niet op. Om de SGP te vriend te houden verkwanselde de partij voor Vrijheid en Democratie haar idealen. De weigerambtenaar mocht blijven. Mevrouw Hennis-Plasschaert zei daarover: ‘(…) politiek bedrijven is ook onderhandelen’.
Homorechten zijn wat de VVD betreft dus wisselgeld, beduidend minder belangrijk dan religieuze gevoeligheden en daarom in de visie van dit Kamerlid geschikt om ‘koehandel’ mee te bedrijven.
De stelling dat homorechten op gelijke voet staan met godsdienstvrijheid is overigens om meer redenen een vreemde. Ik durf de stelling aan dat godsdienstvrijheid helemaal niet op gelijke voet moet staan met homorechten. Godsdienstvrijheid is van een andere orde. Homorechten zijn evenals het recht op vrijheid van godsdienst mensenrechten. Maar er is een essentieel verschil. Iemand kiest er immers voor om te ‘geloven’. Iemand kiest er echter niet voor, man, vrouw, rood, blond, wit, zwart, homo of hetero te zijn. En vanwege dat essentiële verschil verdienen homorechten bij een botsing van mensenrechten te prevaleren boven het recht op vrijheid van godsdienst. Eén van de belangrijkste mensenrechten is nu juist het recht op gelijke behandeling ongeacht geloof, huidskleur, haarkleur, geslacht of seksuele geaardheid. Ook onze wetgever erkent het primaat van het gelijkheidsbeginsel door het als eerste in onze Grondwet te benoemen. Het woord ‘homorechten’ is in die context eigenlijk al onjuist, maar om praktische redenen wel bruikbaar.
Godsdienstvrijheid wil simpelweg zeggen dat het iedereen vrij staat te geloven wat hij of zij wil. Of het nu draait om een God, een profeet of buitenaardse wezens. Geloof behoeft geen bewijs, behoeft geen verstand, behoeft geen rede. Maar het verdient ook geen uitzonderingspositie. Het recht om te geloven wat men wil zal ik te allen tijde verdedigen. Maar: geloof kan en mag nooit een reden zijn iemand de ruimte te bieden zich niet aan de wet te houden of te discrimineren. Zoals die weigerambtenaar. En daar had de VVD zich hard voor moeten maken, maar helaas.
Een ambtenaar vertegenwoordigt het openbaar gezag en heeft de wet uit te voeren. Daarbij is geen ruimte voor misplaatste verongelijktheid gebaseerd op religieuze overwegingen. Weigerambtenaren trekken dan vaak de ongepaste vergelijking met ‘Befehl ist Befehl’ en de houding van Nederlandse ambtenaren tijdens de bezetting. Het behoeft nauwelijks betoog dat die vergelijking niet op gaat.
Een passender vergelijking zou zijn als een ambtenaar de ruimte zou krijgen op basis van zijn persoonlijke overtuigingen te weigeren om een persoon met een kleurtje te laten trouwen met een ‘blanke’. Of wanneer de ambtenaar zou weigeren een huwelijk te voltrekken tussen twee mensen van verschillend geloof, mensen die eerder getrouwd zijn geweest of mensen met tatoeages. Dat laatste klinkt misschien vreemd, maar in hetzelfde Bijbelboek dat homoseksualiteit verbiedt (Leviticus) lezen we dat het versieren van het lichaam met bijvoorbeeld tattoo’s uit den boze is.
Jammer, mevrouw Hennis-Plasschaert, een gemiste kans. Het was uiteindelijk de heer Pechtold van D66 die met een wetsvoorstel voor het afschaffen van de weigerambtenaar kwam. Het lijkt er dus op dat de liberale waarden bij die partij tegenwoordig in veiliger handen zijn dan bij de VVD.