De burgers worden vergast op politieke reality tv terwijl geen mens aandacht geeft aan de beleidsmatige gevolgen van het spel tot het te laat is. Zie de zorg. Zie de politie. Zie de belastingdienst. Zie de woningnood. Zie de stikstofcrisis
In de NRC van zaterdag komt Tom-Jan Meeus nog een keer terug op debat over de zeventig doden van Hawija. Hij legt uit hoe de oppositie de kans miste om minister Ank Bijleveld definitief pootje te lichten. Laat in het debat begon zij over een nieuwe Amerikaanse email waarin dat aantal burgerdoden toch werd betwijfeld. Iedereen nam dat voor kennisgeving aan.
Terwijl de minister zo zelf het bewijs leverde dat zij nog steeds informatie voor de Kamer achterhield. Het doel stond wagenwijd open maar geen speler van de oppositie ramde de bal erin.
Ik gebruik die terminologie bewust. Meeus beschrijft het debat als een spel. Het gaat niet om de inhoud. Het gaat om de vertoning en wie uiteindelijk de meeste punten scoort. Tussenbeiden meldt hij ook dat voor Rutte zware debatten vaak in de avond plaats vinden. Dan zijn de media niet in staat het nieuws daarover groot te brengen op een moment dat het van het publiek veel aandacht krijgt.
Inderdaad lijkt het of de laatste jaren het spelelement de overhand krijgt op het Binnenhof. Zowel de politici als de media zijn erg gespitst op de positie van de spelers op het veld en niet op wat zij met hun maatregelen aanrichten. Een kwart eeuw geleden trokken radioverslaggevers op het Binnenhof rond toen de eerst berichten binnenkwamen over de massamoord in Srebrenica. Hun vraag: “Is minister van Defensie Joris Voorhoeve nu aangeschoten wild?”. Hij was het niet, zo bleek in de dagen daarna. Hij zat keurig zijn ambtsperiode uit net zoals dat waarschijnlijk met Bijleveld wel het geval zal zijn, tenzij het kabinet de komende maanden toch nog over een andere steen struikelt.
Sindsdien is het alleen maar erger geworden. De burgers worden vergast op politieke reality tv terwijl geen mens aandacht geeft aan de beleidsmatige gevolgen van het spel tot het te laat is. Zie de zorg. Zie de politie. Zie de belastingdienst. Zie de woningnood. Zie de stikstofcrisis.
Het wordt extra wrang als het dan ook nog eens over dode mensen gaat. Geen mens gelooft dat die Nederlandse piloot bewust een terreurbombardement uitvoerde op onschuldige burgers. Dat is door een keten van omstandigheden, die wij niet goed kennen, wel een wezenlijk aspect geworden van die actie. Over die keten van gebeurtenissen en over de effecten daarvan voor de nabestaanden, Hawija in het algemeen en de goede naam van Nederland, ging het geen moment. Geen seconde. Geen ogenblik.
Bij sommige mensen rolt nu het bijvoeglijk naamwoord ‘misdadig’ rond in de hersenpan. Dat is hier adekwaat noch eerlijk. Wat zich in de Kamer afspeelde was decadent en frivool. Het was Belsassars feest. Belsassars feest? Goed, ik geef het toe. Als cultuurchristen hoeft U niet te weten wat dat voor een rave was. En hoe het voor de feestgangers met een pilletje in hun mik net was of een onzichtbare hand iets op de muur kalkte. Belsassar haalde Daniël erbij voor de vertaling. Hij zei: “Dit is wat er geschreven staat. Menee, menee, tekeel oefarsin. En dit is wat het betekent. Menee – God heeft de dagen van Uw koningschap geteld en er een einde aangemaakt. Tekeel. U bent gewogen en te licht bevonden. Perees – Uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven”.
En wie nu zegt: “Ach, wat een naïviteit. Dat wisten we allemaal allang” is zelf gast op het feest van koning Belsassar. Die maakt de val van Babylon mee, diezelfde nacht nog. Staat ook in de bijbel.