Onze ellende is niet groot genoeg. Pas als fundamentele waarden op grote schaal bedreigd worden, zullen sommige politici zichzelf ontstijgen
Roemer sprak, deed harde uitspraken over de Europese boete, zwakte die vervolgens af tot een statement, als een hardgekookt ei dat weer zacht werd, én draaide daarna de vlam toch weer open. Om mijn bord bleef een vreemd groen omelet achter dat ik aan onze varkentjes heb gevoerd.
Rutte maakte het nog bonter. Als ik het juist heb zagen we hem een omeletje bakken bij het 20.00 journaal van 26 juni. Het lukte me niet het na te kijken, want vanuit de kont van Frankrijk waar ik woon heb ik geen toegang tot ‘uitzending gemist’. Toch durf ik keihard te beweren, het is méér dan een statement: Rutte werd op een persconferentie geconfronteerd met de onhoudbaarheid van een uitspraak die hij over Europa had gedaan. Onze premier antwoordde doodleuk: ‘ach, het is verkiezingstijd’. Ofwel: hetgeen ik tot de verkiezingen zeg kunt u beter niet geloven. Zo bont maakt zelfs een autoverkoper het niet.
Dit voorjaar, na de val van het kabinet, waren er praatjes over ‘het grotere belang’, en ‘het ontstijgen van de partijpolitiek’. Ik geloof niet dat we zulks op dit moment al van politici kunnen verwachten. Onze ellende is niet groot genoeg. Pas als fundamentele waarden op grote schaal bedreigd worden, in een oorlog, of in een echte crisis, niet zo eentje die uit krantenkoppen bestaat, zullen sommige politici zichzelf ontstijgen.
Al heb ik meer vertrouwen in de gewone mensen. Ik heb daarvan een mooi voorbeeld: een mp3 opname van een grootvader die door zijn kleindochter wordt geïnterviewd. Ik wil het u niet onthouden. De grootvader begint en vertelt zijn kleinkind over een gebeurtenis in zijn jeugd.
‘Oude mensen verdragen geen lawaai. Dat ik langzaam doof word is in dat opzicht een zegen. En niets meer horen, terwijl niemand nog met je praat, dat is toch ook een nieuw soort evenwicht. Ik geloof in evenwicht. Jij voelt natuurlijk vooral pieken en dalen, maar alles komt terug in het midden. Zelfs na een oorlog of na de dood. Maar,.. eh,.., praat ik niet te snel voor je?’
‘Nee hoor, opa, het gaat goed zo. Hiermee neem ik alles op wat u zegt’.
‘Ja natuurlijk. Goed dan. Waar waren we? Oh ja, evenwicht. Ouder worden is draaglijker als je het evenwicht herkent. Dat je nergens meer heen hoeft wanneer het lopen moeilijk wordt, ook die twee dingen passen goed bij elkaar. En dat je herinneringen scherper worden in een tijd dat je alleen overblijft. Mijn herinneringen houden me gezelschap. Ik denk de laatste tijd vaak aan Berlijn, vanwege de Olympische spelen. Ik zie die vlaggen weer voor me en natuurlijk Jesse Owens. Die ken je toch wel, Owens?’
‘Die ken ik, ja’.
‘Vroeger zei Lotte vaak “Ik heb hem nog aangeraakt”. Destijds kon je dat maar beter voor je houden, iedereen kon je aan de nazi’s verraden. Ze vertelde het pas aan moeder nadat we naar Zwitserland waren gevlucht. Lotte was altijd nieuwsgierig. En ze was dapper. Jesse Owens liep langs en ze aaide even over zijn zwarte arm, zonder na te denken. Buiten het stadion toonde ze me haar hand, maar er was natuurlijk niets te zien’.
‘U zag Owens toch ook in Berlijn?’.
‘Ja, natuurlijk……Dat vergeet je niet… Als…. Zomaar, onverwachts… Heel vreemd is …’ Een korte stilte.
‘Wat is vreemd , opa?’
‘Meestal heb ik gezelschap van bekende herinneringen. Met wat ik altijd heb meegedragen, dichtbij of op de achtergrond. Maar soms komt het weer terug wat verloren leek. Een gezicht. Een gebeurtenis. Heel gek. Iets dat ik vergeten was. Hoe kan dat? Wat zit er allemaal nog in mijn hoofd verborgen? Die Duitse tegenstander van Owens bijvoorbeeld, in Berlijn, bij het verspringen, … hoe heette hij ook alweer?’
Weer een stilte
‘Weet jij dat nog?’.
‘Nee, dat weet ik niet. Wat herinnert u zich dan?’.
‘Weinig…. Oh ja, hij heette Long. Dat is dus zo vreemd. Plots zag ik weer voor me hoe hij langs ons het stadion uit liep. “Daar gaat Long”, zei Lotte, hij was een lange blonde man, een echte Ariër. Iedereen sprak erover dat hij na zijn nederlaag met het verspring-onderdeel de zwarte Owens omhelsde en met hem op de foto ging. Heel amicaal. Vlak voor de neus van Hitler’. ‘Waarom moest u aan die Duitse atleet denken?’
‘Eh,… ja,… dat kwam door de televisie, nadat de regering gevallen was. Politici en journalisten zeiden steeds ‘laten we over onze schaduw heen springen’. Toen zag ik dus die blonde Arische verspringer weer voor me. Ik had nooit meer aan hem gedacht. We bewonderden hem, mijn zus en ik, maar tegelijkertijd waren we ook een beetje bang, zelfs Lotte, omdat hij zo anders was dan de rest. Pas later begreep ik dat hij in het hol van de leeuw een heldendaad had verricht.
Het was een gewone jongen die meer moed had in tijden van arrestaties en executies dan onze Haagse politici in vredestijd. Het is jammer dat hij later aan het front is gesneuveld. Die lui in Den Haag zouden een voorbeeld aan zo’n moedige jongeman moeten nemen. Maar niks hoor. Hoe dichterbij de verkiezingen komen, hoe minder ik politici vertrouw. Daar klopt toch iets niet?’