Uiteindelijk is regeren een kwestie van rustig blijven en je gezond verstand verstand gebruiken. En omdat rechts elkaar aan het opzwepen is tot steeds grotere heethoofdigheid, heeft links daarvoor de beste kaarten
Links heeft in de Tweede kamer voorlopig weinig in de melk te brokkelen. Die conclusie kun je na het debat over de regeringsverklaring wel trekken. Vooral regende het verwachtingen, ja, zelfs gejubel over de geneugten van een minderheidskabinet. Een kabinet dat voor elk plan opnieuw een meerderheid in de Kamer zou moeten zoeken! Wat zou dat leiden tot transparantie, tot inhoudelijke discussie! Tot betrokkenheid van de burger bij de politiek in het algemeen!
Maar de eerste lakmoesproef van het debat over de regeringsverklaring gaf een ontnuchterend beeld. Hier zat niets anders dan een ietwat ongewoon meerderheidskabinet – in die zin ongewoon dat de PVV geen minister leverde – maar wel haar instemming moest geven aan elk belangrijk voorstel. De oppositie, die zich had voorbereid op een constructieve rol, met het nodige wisselgeld om nog het een en ander binnen te slepen, moet nu haar strategie wijzigen. Want tenzij ze erin slaat om CDA, VVD en PVV overtuigend te verslaan bij de Provinciale Staten-verkiezingen en daarmee af te houden van een meerderheid in de senaat, rest haar de komende tijd niets dan roepen aan de zijlijn.
Het grootste gevaar voor het Kabinet-Rutte is Wilders zelf. Die wond er al tijdens de presentatie van het regeerakkoord geen doekjes om. Zijn ambitie is om premier te worden en dat gaat ten koste van VVD en CDA. Rutte is niet te benijden: zijn grootste vijand zit stiekem toch in Vak K –onder de regeringstafel aan zijn stoelpoten te zagen. Bovendien heeft Wilders veel meer bewegingsvrijheid. Een voorproefje gaf Wilders al tijdens het debat: het ene na het andere leuke speeltje uit de regeringsverklaring claimde hij als een overwinning van de PVV. Je kon het in de VVD- en CDA-rangen horen tandenknarsen.
Het triomfalisme van Wilders uitte zich ook in sneren naar de oppositie. Je kon zien dat Cohen er nog even aan moest wennen, maar Pechtold bleef stoicijns onder het ‘huilie huilie’ en Halsema moedigde Wilders aan zijn neusje te snuiten in het door hem veronderstelde ‘kroeldoekje’. En inderdaad: eigenlijk kan de strategie van de oppositie vrij simpel zijn. Terwijl de kersverse fractieleider van de VVD Stef Blok zijn best deed om Wilders in botheid te overtreffen maar daarbij bleef steken in jij-bakken, hoeft de oppositie alleen maar rustig te blijven en scherp te benoemen wat hier gebeurt. De afgelopen weekend op de Washington Mall gehouden Rally to Restore Sanity laat zien: er komt een moment van verzadiging, en dan is rust en humor precies datgene dat de afgehaakte burger weer aanspreekt.
Maar die politieke strategie zal niet helpen als daaronder niet ook een maatschappelijke agenda ligt. Natuurlijk, hervormingen op het gebied van duurzaamheid en arbeidsrecht zijn momenteel de agenda die links bindt. Maar links staat maatschappelijk gezien voor een derde grote uitdaging. Keer op keer laat onderzoek zien dat grote groepen mensen hetzij rancuneus staan ten opzichte van politiek en bestuur, hetzij helemaal afgehaakt zijn. Wilders geeft grote groepen van deze mensen een stem. Dan gaat het vooral om mensen die hun kansen op de arbeidsmarkt de afgelopen jaren hebben zien afnemen, omdat de banen waar zij van afhankelijk zijn, worden weggesaneerd.
Tegelijkertijd zien ze de voorzieningen waar zij van afhankelijk zijn, wegbezuinigd worden -eerst door de kabinetten-Balkenende met hun mantra van ‘eigen verantwoordelijkheid’, nu door Rutte die harde bezuinigingen aankondigt en ‘de geluksmachine uitzet’. Maar Rutte zet niet zozeer de geluksmachine uit. Hij laat een grote groep mensen aan hun lot over die toch al worstelde om het hoofd boven water te houden. Het rancuneus afschieten van zogenaamde linkse hobby’s leidt weliswaar tijdelijk tot leedvermaak, maar cynisme is uiteindelijk geen goede basis om een land op te besturen. En spierballen-rollende symboolpolitiek roept alleen maar maatschappelijke tegenreactie op en is dus contraproductief.
Links, door ervaring wijs geworden, weet dat maatschappij minder maakbaar is dan gedacht en dat moraliseren ook eens ophoudt. Het enige dat de politiek kan doen, is voorwaarden scheppen. Misschien is dat wel haar grote kracht. Dat begint bij een overheid die ervoor zorgt dat diensten simpel toegankelijk zijn voor mensen die haar nodig hebben. Die mensen betrekt bij de vorming van beleid, zeker waar het gaat om zaken die hun leefomgeving direct raken. Op die manier krijgen mensen weer grip op hun omgeving en dat is de beste manier om cynisme en teleurstelling te lijf te gaan.
Dat betekent niet alleen dat binnen de overheid managementlagen weggesneden moeten worden, maar ook dat de politiek zelf een deel van haar zeggenschap moet opgeven: die zal zich verplaatsen naar de burger. Daarom past bescheidenheid en daarvan heeft links momenteel toch wat meer dan rechts. Het is maar een bescheiden agenda: zorgen dat we de wereld een beetje netjes aan onze kinderen nalaten, zorgen dat iedereen meedoet en een beetje fatsoenlijk besturen. Uiteindelijk is regeren gewoon een kwestie van rustig blijven en je gezond verstand verstand gebruiken. En omdat rechts elkaar aan het opzwepen is tot steeds grotere heethoofdigheid, heeft links daarvoor de beste kaarten.