Om geweld op straat in Nederland aan te pakken, moeten we collectief ons denken veranderen.
Een verkrachtingszaak en twee aanrandingen zorgden recent voor bezorgdheid en commotie in studentenstad Leiden. De 22-jarige Lindey van Weers schreef op Facebook een open brief aan burgemeester Lenferink waarin ze hem vroeg om maatregelen te nemen. De burgemeester meldde na de eerste incidenten namelijk niet meer actie te willen ondernemen dan gebruikelijk is. Wel richtte hij zich met een aantal basisregels op Leidse studentes en vrouwen: ‘laat je altijd thuisbrengen, en drink niet teveel’.
Uit de open brief die Lindey van Weers schreef blijkt dat er behoefte is aan concrete maatregelen, zoals meer blauw op straat. De woorden van de burgemeester leggen echter een ander probleem bloot: de manier waarop we als maatschappij omgaan met geweld tegen vrouwen in de publieke ruimte. Uiteraard zal de burgemeester goede bedoelingen hebben gehad met zijn advies; zijn boodschap heeft een kwalijke basis. Uit zijn regels blijkt dat we de manier waarop we kijken naar geweld tegen vrouwen in de publieke ruimte hebben geïnternaliseerd als een probleem waarbij de verantwoordelijkheid toch voornamelijk bij de vrouw komt te liggen. Het zijn immers niet de daders, of potentiële daders, die door burgemeester Lenferink worden aangesproken op hun gedrag. De basisregels hebben uitsluitend betrekking op de vrouw. Iedere studente weet dat het logisch is dat je risico’s beperkt door minder te drinken, en niet meer alleen over straat te gaan als het laat is. Maar met zo’n boodschap geeft de gemeente Leiden de boodschap dat vrouwen zich in hun bewegingsvrijheid moeten inperken om veilig te zijn.
Het is echter niet alleen de Leidse burgemeester die de verantwoordelijkheid voor maatregelen tegen verkrachting en aanranding bij de vrouw legt. Het is een manier van denken die diep in onze maatschappij geworteld is. Meisjes krijgen al vanaf jongs aan mee dat ze zich niet te bloot mogen kleden, niet alleen over straat moeten fietsen en dat ze hun sleutelbos als wapen kunnen gebruiken door deze tussen de vingers te klemmen. Maar voor jongetjes geldt dat er simpelweg vanuit gegaan wordt dat ze zich gedragen in de openbare ruimte. Hen wordt geen concrete tips geleerd. Dat is wrang. Personen die slachtoffer worden van geweld in de publieke ruimte wordt nog altijd verweten dat ze zich te bloot hebben gekleed, of dat ze niet zo dronken hadden moeten worden. Middels een oordeel wordt de verantwoordelijkheid van een strafbaar feit zo bij het slachtoffer gelegd, terwijl de schuld van verkrachting of aanranding altijd bij de dader zou moeten liggen.
Naast meer concrete maatregelen, zoals die de veiligheid van vrouwen in zijn stad kunnen waarborgen, zou burgemeester Lenferink een goede stap zetten door een visie te presenteren die impliceert dat niet vrouwen, maar de daders de verantwoordelijkheid dragen voor het probleem. We zouden als maatschappij expliciet en collectief moeten uitdragen dat geweld tegen vrouwen niet oké is. Hij zou die visie kunnen ondersteunen door bij te dragen aan meer bewustwording van geweld tegen vrouwen op straat. Je zou deze bewustwording bijvoorbeeld kunnen vergroten door middel van voorlichting op scholen, waarbij straatintimidatie, cat calling en grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar worden gemaakt. Dit zou ervoor zorgen dat de potentiële daders zich bewust worden van hun positie en verantwoordelijkheid in de publieke ruimte.
Om geweld op straat in Nederland aan te pakken, moeten we collectief ons denken veranderen. We kunnen niet langer boodschappen uitdragen waarin de vrouw wordt ondermijnd in haar vrijheden, terwijl de plegers van geweld en straatintimidatie niet eens worden aangesproken. Geweld is altijd de schuld van de pleger, wat de omstandigheden ook zijn. De enige basisregel die burgemeester Lenferink zou moeten stellen is de volgende: hou je handen thuis.