Heiligverklaring van de wedijver en taboe op de afgunst
De gevaren van het competitieracisme worden schromelijk onderschat. En het framen van competitieracisme als culturele bezorgdheid – als ‘islamofobie’ – maakt deel uit van de politieke agenda van degenen die uit zijn op het achteruitzetten van een bevolkingsgroep in de hoop dat zij vertrekken. Dat schrijft Anne Ruth Wertheim.
Mohamed Rabbae schreef op Joop.nl (31 januari 2013) dat Wilders in de Tweede Kamer geen oplossingen zoekt voor ‘het Marokkanenprobleem’. Hij zoekt medestanders om de geslaagde Marokkanen te weren uit de politiek, het bestuur en alle andere maatschappelijke posities. Hij wil geen integratie van al die Marokkaanse talenten in opkomst – in de film, muziek, cabaret, architectuur, sport, politiek, geneeskunde, literatuur, journalistiek, advocatuur en ICT – maar hun vertrek.
Dit betoog is me uit het hart gegrepen. De meeste mensen zien racisme als neerkijken op bevolkingsgroepen met een donkere huid. Het racisme waarnaar Rabbae verwijst, het competitieracisme, komt nauwelijks in beeld. Terwijl dat juist in Europa, onder de dekmantel “islamofobie”, een griezelige opmars beleeft. De drijvende kracht achter racisme is van economische aard en de gedaante die het aanneemt, heeft alles te maken met het werk dat mensen doen. Maar de discussies blijven steken in begripvolle gemeenplaatsen. Dat racisme van alle tijden is. Dat mensen zich graag verschansen binnen hun eigen groep. Dat ‘het vreemde’ nu eenmaal afstoot. Of erger, dat de gediscrimineerden het er zelf naar maken. Gelukkig is ‘racist’ is nog wel een scheldwoord.
Nederlands Indië Mijn vader, de socioloog W.F. Wertheim, onderscheidde in voormalig Nederlands Indië twee soorten racisme: uitbuitingsracisme en competitieracisme. Mijn ouders waren daar gaan wonen, toen hij hier in de crisisjaren geen baan kon krijgen. Hij zag het immense verschil tussen de positie van de Indonesische bevolking en die van de Chinese handelsminderheid die daar al honderden jaren leefde. De laatste vergeleek hij met die van de Joden in vooroorlogs Europa, waarvan hij uit eigen ervaring kon meepraten.
In die koloniale wereld begon mijn leven, omringd door gewillige Indonesische bedienden. Iedere ochtend zag ik hoe mijn moeder aan de ontbijttafel opdrachten verstrekte aan onze kokkie, die ernaast zat op haar hurken. Mijn wereldbeeld was simpel: wij blanken stonden bovenaan en alle getinte mensen daaronder, zelfs de lichtgetinte. Tot, ik was toen zeven jaar, mijn wereldbeeld op zijn kop werd gezet. De Japanners bezetten Nederlands Indië, sloten ons op in kampen, samen met alle andere blanken en lieten ons bewaken door Indonesiërs die ons vanuit bamboetorens onder vuur hielden, dag en nacht. Niet dat ontsnappen makkelijk was geweest, buiten het kamp zou onze huidskleur ons onmiddellijk verraden tussen de Indonesiërs, Chinezen en Japanners en de Indo-Europeanen voor zover die buiten de kampen waren gebleven. We leden honger, ook wij kinderen moesten zware en vuile corvees doen en we werden in bedwang gehouden met geweld waar iedereen naar moest kijken.
Mijn wereldbeeld raakte nog verder in de war toen de Japanners – aangemoedigd door Nazi Duitsland – de Joden afzonderden van de niet Joden. Mijn moeder was niet joods maar mijn vader die in een mannenkamp zat, wel. Toen de Japanners dreigden ons, haar half joodse kinderen, van haar af te pakken en naar het joodse kamp te transporteren, gaf zij zichzelf ook op als joods en ging met ons mee. Na de oorlog bleek in Europa vrijwel alle familie van mijn vader te zijn omgebracht en hadden mijn grootouders suïcide gepleegd op de dag dat Nederland capituleerde voor Duitsland. Toen ik elf jaar oud in Nederland aankwam, had het racisme zich dus al in heel wat gedaanten aan mij voorgedaan. Pas veel later zou ik mijn verwarrende ervaringen onderzoeken in het voetspoor van mijn vader. Het bijgevoegde schema vormt daar de neerslag van.
Economische basis Voorop staat de economische positie van de mensen die doelwit zijn van racisme. Degenen die lijden onder uitbuitingsracisme doen zware handarbeid onder beroerde omstandigheden. Door het voor te stellen alsof zij te dom en te lui zijn voor ander werk, rechtvaardigen de machthebbers hun uitbuiting: ‘die mensen willen zelf niet anders’. En mochten ze toch in verzet komen, dan worden de aanstichters in het openbaar gestraft om de rest in het gareel te houden. Massaal geweld blijft deze arbeiders gewoonlijk bespaard, ze moeten immers gezond genoeg blijven voor het harde, vuile werk.
Bij competitieracisme gaat het om minderheidsgroepen die moeten concurreren met gevestigde bevolkingen. Om te beginnen ‘handelsminderheden’ die bepaalde takken van handel of nijverheid beoefenen. Niet zelden eindigt hun eeuwenlange verblijf in een land met verdrijving op straffe van uitroeiing. In 1972 verdreef dictator Idi Amin – bereidwillig bijgestaan door zijn onderdanen – alle Indiërs en Pakistanen uit Oeganda. Nog in 1996-1999, de eindfase van het Soeharto-bewind in Indonesië, waren daar gruwelijke pogroms tegen Chinezen. Bij alle ‘etnische zuiveringen’ speelt competitieracisme een rol en ook in de Holocaust zijn elementen daarvan moeiteloos terug te vinden. In de afgelopen weken, zo berichtte Trouw op 3 april 2013, waren in Burma boeddhisten bezig moslims te doden, niet in de laatste plaats omdat het zulke handige zakenlieden waren.
De vooroordelen die aan zulke geweldsuitbarstingen voorafgaan, zijn bijna het omgekeerde van ‘dom en lui’. De geesten worden dan ook niet rijp gemaakt voor uitbuiting, maar voor uitsluiting. De groep wordt ervan beschuldigd sluw en onbetrouwbaar te zijn, te streven naar de wereldheerschappij en een levensgevaarlijke religie te belijden. Eeuwig weerkerend is ook de aantijging dat ze onderhevig zijn aan verre machten. De Joden zouden handlangers zijn van de Wijzen van Zion en de Chinezen zouden dansen naar de pijpen van (het communistische) China. En toen Aboutaleb burgemeester zou worden van Rotterdam, werd hij deloyaal genoemd vanwege zijn dubbele nationaliteit.
Vertrekken Hiermee kom ik op de positie van de immigranten in Nederland. Toepassing van het onderstaande schema, laat een interessante verschuiving in de tijd zien. De gastarbeiders van weleer hadden te maken met uitbuitingsracisme, ze waren te stom om Nederlands te leren, want afkomstig uit achterlijke bergstreken. Zolang ze zich koest hielden, mochten ze het werk doen dat de gevestigde bevolking te slecht betaald vond of te onaangenaam. Maar stap voor stap kwalificeren met name hun nakomelingen zich voor al het beschikbare werk. Daarmee worden ze steeds geduchtere concurrenten, vooral in tijden van crisis.
De kern van de kapitalistische ideologie bestaat uit de heiligverklaring van wedijver in combinatie met een krachtig taboe op afgunst. Het is met name deze koppeling die ervoor zorgt dat de stress overal voelbaar is. De indoctrinatie begint al in het vroege onderwijs en mist zijn uitwerking niet. Toen Rutte een pleidooi voor hogere belastingen op topinkomens labelde als “jaloeziebelasting”, werd daar nauwelijks van opgekeken. De heersende ideologie wordt ook weerspiegeld in het ene na het andere televisieprogramma, waarin mensen over de gekste dingen een concurrentiestrijd moeten aangaan. Ons kijkplezier schijnt te moeten bestaan uit het in close-up gadeslaan van de gelukzalige gezichten van de weinige winnaars, maar eigenlijk vooral van de verkrampte gezichten van de talrijke verliezers die er een glimlach uitpersen. Want ze mogen wel een beetje teleurgesteld zijn, maar ze moeten tegen hun verlies kunnen en voor hun afgunst moeten ze zich diep schamen.
Toegeven jaloers te zijn op de nieuwe concurrenten op de arbeidsmarkt is dus het laatste wat mensen zullen doen. Honderd keer voordeliger is het om van die concurrenten een categorie te maken, een uiterlijk herkenbare bovendien, die een gevaarlijke cultuur vertegenwoordigt – hun religie voorop. Zolang de misvatting wijd verbreid blijft dat racisme alleen gaat over erfelijke kenmerken, levert die nadruk op het culturele nog een mooie bonus op ook: iemand mag geen racist genoemd worden, hooguit islamofoob en dat kan ermee door.
De gevaren van het competitieracisme worden schromelijk onderschat. Het is een in wezen gewelddadige vorm van racisme die kan uitmonden in fascisme. En het framen van competitieracisme als culturele bezorgdheid – als ‘islamofobie’ – maakt deel uit van de politieke agenda van degenen die uit zijn op het achteruitzetten van een bevolkingsgroep in de hoop dat zij vertrekken. Mohamed Rabbae heeft dat scherp gezien.
De kenmerken van de twee soorten racisme
Dit artikel verscheen eerder op de website Solidariteit.nl. In een Engelse vertaling verscheen het ook op de website Juancole.com.