Wat ik in Peru ontdekte over het nieuwe hipsterfood
Zonder bio-producten op de kaart tel je niet mee als hippe lunchroom of restaurant. Een beetje supermarkt heeft biologische producten en op de verpakking van gezond uitziende snacks staat ‘puur’ of ‘eerlijk’, en het liefst allebei. Puur, eerlijk, duurzaam en biologisch. Termen waar je mee wordt doodgegooid.
Begrijp me niet verkeerd. Ik doe mee aan deze hype. Steeds meer producten in mijn koelkast hebben een EKO-keurmerk, of één van die andere interessante stempels. En steeds vaker ga ik na waar de producten die ik koop vandaan komen. Zo ook toen ik hoorde over quinoa: een supergezond, biologisch geteeld zaadje dat arme mensen in de Andes aan een beter inkomen helpt. Zoveel vliegen in één klap, daar kun je niet anders dan enthousiast van worden. Dacht ik.
Totdat ik naar Peru afreisde om met eigen ogen te zien waar het ‘superzaadje’ vandaan komt en onder welke omstandigheden het wordt verbouwd. Nooit eerder kwam ik zoveel tegenstrijdigheden tegen.
Inca’s? Ten eerste was het zaadje in Peru helemaal niet hip. Het wordt gezien als voedsel voor de armen. “Jongeren eten het niet omdat het heel uncool is”, vertelde een Peruaanse quinoa-exporteur. Alleen de boeren in de Andes eten het superzaadje dagelijks. “Wat moeten we anders eten?”, vroeg een quinoaboer me. “Hier hebben we geen supermarkten. Je eet wat je verbouwt.” Diezelfde boeren lachten hartelijk toen ik vertelde dat quinoa bij ons het ‘heilige graan van de inca’s’ wordt genoemd. Want: “Quinoa is ontdekt in de wari-periode Dat is laaaang vóór de inca’s.
Tja, die boeren. Die zouden volgens de verpakking een veel beter leven hebben dankzij de quinoa. Deels klopt dat. In Ayacucho verbouwde tachtig procent van alle boeren aardappels. Inmiddels zijn zij overgestapt op quinoa en verdienen ze het dubbele. Heel fijn, zou je denken. Maar vaak moeten ze drie tot vier maanden op hun geld wachten. Quinoa wordt door boeren verkocht aan tussenpersonen die komen en gaan wanneer het ze uitkomt.
Biologisch? Het biologische dan. Negentig procent van de quinoa wordt geëxporteerd naar de VS en Europa waar het als biologisch wordt verkocht. Toch verbouwde slechts één boerin van de tien die ik in Peru ontmoette biologisch. Hoe kan dat? Volgens AnaMaria Altamirano, werkzaam bij het Peruaanse ministerie van Landbouw, heeft dat te maken met een gebrek aan kennis. “In Peru bestaat er niet eens biologische quinoa. Boeren snappen niet waarom het voor westerlingen belangrijk is.” Bovendien levert het niet-biologisch verbouwen meer quinoa en dus meer geld op. Waarom dan moeilijk doen? Of de quinoa die wij hier kopen nu echt biologisch is blijft me een raadsel. Ik heb ze allemaal gebeld , maar ze konden me geen duidelijk antwoord geven.
Andes? Er is bovendien nog iets anders gaande. De Andes staat nu nog bekend als hét gebied waar quinoa vandaan komt. Toch wordt het al jaren verbouwd in Canada en Amerika. Er wordt zelfs in Nederland mee geëxperimenteerd. Het lijkt daarom een kwestie van tijd totdat de Andes haar voorsprong kwijt is en wij Nederlandse quinoa bij Marqt kunnen kopen.
Terug in Nederland merkte ik dat de quinoa-hype nóg groter is geworden. Op een billboard langs de A4 adverteerde een wegrestaurant deze week voor een maaltijd van quinoa, broccoli en zalm. De Bijenkorf verkoopt quinoachocolade en naast de AH verkopen Jumbo, Sligro, Dirk van den Broek en C1000 het ook. Laatst zei een vriendin over quinoa. “Ik houd er niet van. Het heeft zo’n bittere nasmaak.” Ik denk dat ze gelijk heeft.