Het gegeven dat biomassaverbranding minder duurzaam is dan aanvankelijk gedacht, lijkt inmiddels breed bekend. Maar schijn bedriegt. De energie- en bosbouwsector dringt er, dit voorjaar, bij de minister op aan om boskap voor biomassa blijvend te subsidiëren. Dit is niet zomaar. Een nieuw marketingoffensief is ingezet, daags na vaststelling van de nieuwe richtlijn hernieuwbare energie (RED) van de Europese Unie (30 maart jl). Deze oproep staat echter haaks op de vorige maand door minister Jetten gepresenteerde Kamerbrief aanpak biogrondstoffen waaronder de bescherming van bossen en biodiversiteit. Wat is er aan de hand en welke rol speelde het biomassaconvenant tussen industrie en natuurorganisaties, bij het tot wasdom komen van biomassa in Nederland?
Biomassaverbranding voor energie is een van de grootste ecologische dwalingen op internationaal en politiek niveau. Het is gebaseerd op een onjuist gepresenteerde voorstelling van zaken. Namelijk dat bosbiomassa klimaatneutraal zou zijn en op die wijze bijdraagt aan de ‘reductiedoelstellingen’. Iedereen weet dat verbranding van wat dan ook bijdraagt aan een toename van emissies. Het verbranden van bosbiomassa draagt, meer dan gas en steenkool, bij aan een toename van bos- en kaalkap mondiaal, verlies van biodiversiteit, verdere uitputting van koolstofopslag en meer CO2-emissies en andere verontreiniging (fijnstof en stikstof) in de atmosfeer. Bovendien is het een enorm domme besteding van miljarden subsidiegeld.
Het biomassaconvenant
In 2015 wordt het Convenant Duurzaamheid Biomassa afgesloten door vijf milieuorganisaties (Greenpeace, Milieudefensie, Natuur & Milieu, Natuur & Milieufederaties en WNF) samen met de energiesector (Energie-Nederland, Onyx Power, RWE, Uniper, Vattenfall) over de inzet van biomassa in elektriciteitscentrales. In dit Convenant worden volgens eigen zeggen ‘de strengste duurzaamheidscriteria ter wereld’ opgesteld. Toch blijkt al snel dat houtpellets, gebruikt voor biomassaverbranding en bijstook in Nederlandse kolencentrales, niet worden geproduceerd volgens de Nederlandse criteria voor duurzame biomassa, zoals blijkt uit onderzoek van o.a. SOMO, Biofuelwatch en vele andere praktijkrapportages. Om deze reden stappen, in juli 2021, de natuurorganisaties uit het convenant. Een stap van belang en belangrijke reden waarom we hier zitten vandaag. Met grote verontwaardiging wordt gereageerd vanuit de bosbouw- en energie-industrie. Niet zo gek als je de economische belangen volgt. Het verlaten van biomassa als duurzame optie heeft grote impact op industriële winst en investeringen in ‘hernieuwbare’ energie. SDE is een belangrijke subsidiepot. Industriële houtverbranding voor energie (biomassa), goed voor een jaarlijks aandeel van 60 procent ‘hernieuwbare energie’, wordt vanuit Brussel aangejaagd met, per jaar, ruim 17 miljard euro subsidie.
Toch is de keuze om uit het convenant te stappen vooral symbolisch van aard. Directe gevolgen blijven uit. Investeringen zijn reeds gemaakt voor lange termijn. Op basis van het convenant, kan biomassa tijdens de eerste cruciale jaren 2015- 2021 ongelimiteerd uitgroeien tot een goed geoliede machine waarin systematische bos- en kaalkap en import van houtpellets wordt opgeschaald tot ongekende proporties. Grote natuurorganisaties vanwege hun commitment aan het convenant, zijn monddood gemaakt. Een ecologische ramp op mondiaal niveau is het gevolg. Kleine Nederlandse natuur NGO’s, zoals Comité Schone Lucht, Leefmilieu en MOB stappen in dit vacuüm en weten zich in mum van tijd te organiseren op lokaal, regionaal en (inter)nationaal niveau.
Als gevolg hiervan ontstaat een internationale coalitie van natuur NGO’s tegen biomassa die, begin vorig jaar, onder aanvoering van Comité Schone Lucht, Birdlife Europa, WeMove EU en Forest Defenders Alliantie, minister van Klimaat, Rob Jetten oproept per onmiddellijk te stoppen met de biomassasubsidies. Niet alleen vanwege de grote schade aan natuurlijke bossen en biodiversiteit in de Baltische landen maar ook in Roemenië, Polen, de VS en Canada. De oproep is getekend door meer dan een kwart miljoen Nederlanders en Europeanen. Mede op basis van deze internationale oproep, besluit de minister nieuwe biomassasubsidie per onmiddellijk stop te zetten. Met de Nederlandse subsidiestop komt internationale, kritische aandacht voor de revisie van de EU richtlijn (RED) in een stroomversnelling.
Toch blijkt ook hier de stap vooral van symbolische waarde. Het merendeel van de SDE subsidies zit namelijk in de bestaande subsidies. En die lopen door. Hiermee wordt de grootschalige import van houtpellets gecontinueerd.
IPCC: ‘hernieuwbaarheidsdefinitie’ biomassa problematisch
Hoewel het biomassaconvenant voor een belangrijk deel heeft bijgedragen aan de significante groei van biomassa in Nederland (NL staat naast Denemarken en het VK in de top 3 van grootste biomassa-importerende landen), vindt het biomassadebacle zijn oorsprong in de VN-conferentie over klimaatverandering in 1997. Het toen opgestelde Kyotoprotocol was bedoeld om de uitstoot te verminderen. Industriële bosverbranding werd geformaliseerd omdat onderhandelaars toen nog dachten dat biomassa een klein onderdeel was van de energieproductie ofwel kleinschalig genoeg om hergroei van bossen te bewerkstelligen. Maar dit was niet bedoeld om miljoenen tonnen hout duizenden kilometers verderop te verschepen om in een ander land te verbranden. Saillant detail is dat het IPCC, ook in 1997, al aangaf dat houtverbranding weliswaar ‘technisch hernieuwbaar’ (bomen groeien in 50 tot 100 jaar terug) is, maar moeilijk als ‘echt hernieuwbaar’ gedefinieerd kan worden. Dit in tegenstelling tot zon en wind.
Koolstofschuld en een falend certificeringssyteem
Voor industriële houtverbranding (biomassa) in Europa en daarbuiten is de alledaagse realiteit dat bossen, incl. beschermde Natura2000 natuurgebieden, worden vernietigd (kaalgekapt) in onder meer Estland, Letland en de VS. Hele bomen en natuurlijke bossen, met alles wat daarin leeft, gaan ter plekke de versnipperaar in en komen als houtpellets de haven van Rotterdam binnen. Ook eeuwenoude bomen, afkomstig uit leefgebieden van beschermde dieren of van rijke veengronden. De ‘extra aangekondigde duurzaamheidscriteria’ in zowel de nieuwe EU-richtlijn als in de kamerbrief van de minister doen hier niets aan af. Niet alleen omdat de praktijk aantoonbaar laat zien dat de duurzaamheidscriteria onhaalbaar en oncontroleerbaar zijn, maar ook en vooral omdat deze in geen enkel opzicht bijdragen aan de oplossing van het probleem, namelijk terugdringing van de extra uitstoot van broeikasgassen. Bij de verbranding van biomassa wordt namelijk per eenheid geproduceerde energie méér CO2 uitgestoten dan bij verbranding van kolen of gas. Verbranden van hout levert 16% meer CO2 dan steenkool en 94% meer dan gas. Vaak aangevoerde (drog)reden om hout te verbranden voor energie is dat voor elke gekapte boom een nieuwe boom wordt geplant die de vrijgekomen CO2 weer uit de lucht zou halen.
Echter de factor tijd wordt hier buiten beschouwing gelaten. Zelfs onder de meest gunstige aannames duurt het 40 tot ruim 100 jaar voordat nieuwe aanplant de bij verbranding vrijgekomen CO2 weer uit de atmosfeer heeft opgenomen (koolstofschuld). Het duurt nog langer voordat ook de extra CO2 die een niet gekapte boom zou hebben opgenomen, is gecompenseerd. Biomassa wordt met enorme subsidies aangejaagd als transitiebrandstof terwijl de SER (2020) expliciet heeft aangegeven dat biomassa ingezet moet worden als grondstof voor de chemische industrie en voor biobased materialen. Biomassasubsidies verstoren bovendien de markt en de beschikbaarheid van biomassa voor hoogwaardig gebruik.
Tegen deze achtergrond (vernietiging ecosysteem, verstoring markt hoogwaardige toepassingen, falend certificeringssysteem duurzaamheid en toename emissies) dient het biomassadebat primair te gaan over de onwaarheid van de door politiek geclaimde ‘klimaatneutraliteit’ in plaats van de (aanscherping van) duurzaamheidscertificering van bosbeheer. De overheid dient de SBP-certificering niet langer te oormerken als bewijs van het voldoen aan Nederlandse SDE+-duurzaamheidscriteria. Certificering is niets anders gebleken dan greenwashing van biomassaverbranding. Om deze redenen dienen de bestaande, langlopende biomassasubsidies z.s.m. gestopt te worden, in navolging van de nieuwe biomassasubsidies begin vorig jaar. Biomassaverbranding is niet klimaatneutraal en leidt tot verregaand biodiversiteitsverlies. Ten slotte, het is noodzakelijk om naast de bedrijfs- en energiedeskundigen ook de, tot nu toe door o.a. PBL (2020) genegeerde, ecologen te betrekken die ism binnen- en buitenlandse NGO’s beschikken over onafhankelijke (praktijk)kennis m.b.t. de impact van biomassaverbranding in zowel de EU als de bosbouw- en houtpelletindustrie in de bronlanden die naar Nederland exporteren.
Angst voor claims onterecht
Ten slotte, beste Tweede Kamerleden, laat u niet in de luren leggen door onwaarheden. Leg uw oor te luisteren bij de samenleving (binnen- en buitenlandse natuur NGO’s) en onafhankelijke wetenschap. Zij weten beter wat er speelt dan huidige, met economische belangen, betrokkenen uit bosbouwindustrie en energiesector. Een definitieve subsidiestop leidt niet tot claims. Angst hiervoor, ingegeven door de industrie, is bangmakerij en onterecht. Het Urgenda-vonnis wordt al 5 jaar genegeerd en dat van MOB (PAS) 4 jaar. Een energiebedrijf die een zaak zou willen aanspannen kan hierbij aansluiten. Ga de strijd niet uit de weg. Toon leiderschap en betaal zo nodig een afkoopsom. Goedkoper en meer duurzaam dan zoveel extra uitstoot door het verbranden van biomassa. Onbehoorlijk bestuur bestaat alleen in het licht van toekomstige generaties. Maar een leefbare aarde is belangrijker dan een boos (energie)bedrijf.
Mede namens
Drs. Johan Vollenbroek, voorzitter Mobilisation for the Environment
Drs. Maarten Visschers, bestuurslid Leefmilieu
In samenwerking met volgende buitenlandse natuur NGO’s
Biofuelwatch VK
Birdlife, EU
2Celsius & Agent Green, Romania Dogwood Alliance VS
Estonian Fund for Nature, ELF, Estonia FERN, EU
Forest Defenders, EU
NABU, Duitsland
NRDC, VS
Noah, Denemarken
PFPI, VS
Robin Wood, Duitsland
Save Estonian Forests, Estland
Save the Forests, Zweden
Workshop for all Beings, Polen