Hoe het leed van de gewone mens zelden de pagina’s van de geschiedboeken bereikt
Vanmiddag kreeg ik een rondleiding in het gerenoveerde concertgebouw ‘De Vereeniging’. Het laatste onderdeel van de excursie was het bezichtigen van het nieuwe restaurant. Het is daar prachtig.
Ik ging even bij het raam zitten. Kijkend naar het Keizer Karelplein zag ik de drie witte vlaggen van ‘Altijd Nijmegen’ naast elkaar. Achter de vlaggen zag ik de aan het plein gevestigde banken die de huidige tijdsgeest symboliseren. Iets waar wij nu allemaal afhankelijk van zijn geworden. Gelukkig kon ik mijn hoofd naar links draaien. Daar waar je de Titus Brandsma Memorial kerk kunt zien.
Ik loop elke jaar onder het motto (de afstand is niet zo groot als je denkt) de Vierdaagse. Elk jaar voor een goed doel. In 2009 kwam mijn wandelmaatje, velen van u zullen Lenie Scholten kennen, met het idee om voor Titus Brandsma Memorial te lopen. Haar wijlen vader was een fan van hem. “Er is geld nodig voor de aanleg van een beter zichtbare en toegankelijke Titushof”, zei ze.
Wie is dan die Titus voor wie ik 200 kilometers moet afleggen? Al gauw kwam ik erachter dat hij meer heeft achtergelaten dan een wijkcentrum dat zijn naam draagt.
De man die in 2005 tot de ‘grootste Nijmegenaar aller tijden’ werd verkozen, kwam in 1942 in het concentratiekamp Dachau om, omdat hij zich voor de vrijheid van meningsuiting en tolerantie inzette. Net zoals de grote Mahatma Gandhi en Martin Luther King, werd hij mijn held. Hij had absoluut recht op een prominente herdenkingsplaat. Een plek waar het andere gezicht van Nijmegen als stad van levenbeschouwelijke bezinning tot uitdrukking komt. En die de Nijmegenaar en de stadsgast inspireert tot meer tolerantie en vrede.
Op het balkon van het inmiddels verloren COS Gelderland, hadden wij een grote banner met de afbeelding van Titus Brandsma opgehangen. De drukte van de tweede inschrijvingsdag van de Vierdaagse was volop in gang. Beneden op de Prins Hendrikstraat stonden de vrijwilligers van onze actie flyers uit te delen. Ik stond er weer zenuwachtig na te denken hoe ik de zware kilometers van de komende 4 dagen zou overleven.
Een man met een fototoestel liep naar me toe en vroeg: “Kunt mij vertellen waarom hier deze banner hangt?” De man dacht dat er een verband was met het huis en de actie. Hij vertelde mij dat het pand waar nu het centrum voor internationale samenwerking gehuisvest is, ooit het huis van een Joodse familie was die in de oorlog weggevoerd waren. “Ik wil weten wie na de oorlog dit huis heeft bezet”, zei hij. Later zou de Nijmeegse historicus Joost Rosendaal, met wie ik hierover sprak, dit bevestigen.
Vanaf dat moment voelde het werk in het pand waaruit wij projecten gericht op tolerantie, vrede, veiligheid en gerechtigheid in de wereld uitvoerden, heel anders. Het plafond, de deuren en ramen wisten veel meer dan ik. Ik keek vaker vanaf het balkon naar de prachtige boom voor het pand die regelmatig door de vogels bezocht werd. Deze boom zou ook veel meer gezien hebben.
De geschiedenis vertelt vaak de grote verhalen. Van de krijgsheren, generalen en slagvelden. De keizers, priesters en hun lakeien. Heel soms ook die van de gewone stervelingen die zich als kunstenaar, bouwer en wetenschapper onsterfelijk maken. Zo zijn wij Nijmegenaren trots op de invoerders van de Centraal- Aziatische miniatuurkunst, gebroeders Van Limburg. Maar het leed van de gewone mens die slachtoffer van de tirannie en uitbuiting is, bereikt zelden de pagina’s van de geschiedboeken.
Sinds kort is het niet zien van de ellende in de wereld onvermijdelijk. Op onze straten lopen de overlevenden van Syrië, Irak en Afghanistan. Hopend op erkenning bedanken zij ons met bloemen en glimlachen. Gul bieden wij ze een onderdak in het bos waar we meestal het mooie weer beleven. Hartverwarmend is hoe de Nijmegenaren zich, ondanks negatieve beeldvorming in de media, inzetten voor deze onzekere zielen.
Een Titus Brandsma zou zich sterk gemaakt hebben om te voorkomen dat de oorlogen om rijkdommen hen van hun warm nest zou beroven.
De naam van de joodse familie die op de Prins Hendrikstraat woonde, ben ik vergeten. Ik denk dat zij toen, ergens in een concentratiekamp, vaak gedacht zouden hebben aan hun Nijmegen en hun huis.
Er zijn vast mensen in Heumensoord met meerdere Vierdaagse in hun versleten schoenen, die vanavond met gesloten ogen naar het plafond van hun tenten staren waarin zij hun verbrande Syrië zien.